Kierkegaard is een van de meest diepzinnige christelijke schrijvers en behoort tot de belangrijkste denkers van de Nieuwe Tijd.
In zijn gezegden, afkomstig uit onder verschillende pseudoniemen gepubliceerde boeken en uit zijn dagboekaantekeningen, vinden we een enkeling die zich afzet tegen de alomtegenwoordige heerschappij van het systeem. We zien een uitzonderlijk begaafde psycholoog aan het werk, iemand die verder gaat dan wie dan ook in het onderzoeken van die ons voor raadselen plaatsende verhouding tussen denken en geloven.
Gezegden 1: Verbazingwekkende mensen
Gezegden 2: De wereld van de geest ( > )
Gezegden 3: Onbegrijpelijk geloof ( > )
1
De mensen blijven me toch verbazen. Ze maken nooit gebruik van de vrijheden die ze hebben, maar eisen voortdurend vrijheden die ze niet hebben; ze hebben vrijheid van denken, ze eisen vrijheid van meningsuiting.
2
Veel mensen zijn net als sommige Franse boutiques. Wat er in de etalage ligt is alles wat ze hebben. Zo zijn er ook mensen bij wie men voortdurend iets diepers veronderstelt, maar wiens diepte bij nader toezien niet groter is dan die van een plas of een spiegel.
3
Ik praat het liefst met kinderen, want van hen kan men tenminste nog hopen dat ze redelijke wezens kunnen worden. Maar degenen die dat geworden zijn – godallemachtig!
4
Het volk begrijpt me zo slecht dat men mij niet eens begrijpt wanneer ik me erover beklaag dat men mij niet begrijpt.
5
Het vergaat mij met mijn gevoelens in het leven als die Engelsman die in geldverlegenheid kwam omdat hij alleen maar een biljet van 100 pond bij zich had: niemand kon hem dat wisselen.
6
Wat filosofen over de werkelijkheid te zeggen hebben is vaak even bedrieglijk als wanneer je bij een winkel een bordje leest met het opschrift: ‘Hier verzorgt men wasgoed’. Zou je binnenstappen met je wasgoed om het te laten verzorgen, dan kwam je bedrogen uit; want dat bordje staat daar alleen maar te koop.
7
Het vergaat de meeste systeemfilosofen met hun systeem als de man die een groot kasteel gebouwd heeft en er zelf in het koetshuis naast gaat wonen.
8
De waarheid mededelen betekent dat je moet lijden; lijd je niet, dan spreek je ook de waarheid niet.
9
Elke waarheid is alleen maar waarheid tot op zekere hoogte; komt zij aan haar grens dan komt er een contrapunt en wordt zij onwaarheid.
10
De taal vervangt het concrete door het abstracte. Zo beeldt de mens zich onmiddellijk in dat hij datgene waarvoor hij het woord weet ook feitelijk kent.
11
De meeste mensen (ook van wie beweerd wordt dat zij denken: professoren e.d.) leven en gaan door in de inbeelding dat zij nog veel meer begrepen zouden hebben, als ze maar langer zouden leven. Maar hoevelen komen tot die rijpheid waar ze dat kritische punt ontdekken waar alles omslaat en waar stijgend begrip gaat betekenen dat men begrijpt dat er iets is dat men niet begrijpen kan?
12
De hoogste opgave van het menselijk kennen is: te begrijpen dat hij niet begrijpen kan. Dit is de terugkeer tot het kinderlijke, maar dan tot het kwadraat verheven.
13
Het verschil tussen de mensen ligt alleen in de vraag hoe zij domme dingen zeggen; dát zij ze zeggen is algemeen-menselijk.
14
Wat een mens waard is kan men afmeten aan het verschil tussen wat hij inziet en wat hij wil: alles wat daar tussen ligt is excuus en uitvlucht.
15
Datgene wat tot beginnen aanzet heet: verwondering; datgene waarmee begonnen wordt; besluit.
16
Als ik het goed begrijp, betekent ‘overwinnen’ niet dat ik overwin, maar dat de idee door mij overwint, terwijl ik geofferd wordt.
Lees verder
Noten
Bron: Søren Kierkegaard – Enten-Eller (Of / Of)
Bron: Søren Kierkegaard – De naakte waarheid: Aforismen en andere korte notities (Een keuze, samengesteld en vertaald door W. R. Scholtens)