Kierkegaard is een van de meest diepzinnige christelijke schrijvers en behoort tot de belangrijkste denkers van de Nieuwe Tijd.
In zijn gezegden, afkomstig uit onder verschillende pseudoniemen gepubliceerde boeken en uit zijn dagboekaantekeningen, vinden we een enkeling die zich afzet tegen de alomtegenwoordige heerschappij van het systeem. We zien een uitzonderlijk begaafde psycholoog aan het werk, iemand die verder gaat dan wie dan ook in het onderzoeken van die ons voor raadselen plaatsende verhouding tussen denken en geloven.
Gezegden 1: Verbazingwekkende mensen ( > )
Gezegden 2: De wereld van de geest ( > )
Gezegden 3: Onbegrijpelijk geloof
35
De grootheid van een mens hangt wezenlijk af van de sterkte van zijn godsverhouding.
36
God is geen uitwendige macht die met de vuist op tafel beukt en zegt: ‘Ho, nu zal ik je eens leren!’ Nee, God doet alsof Hij niet eens bestaat, zodat alles aan onszelf wordt overgelaten.
37
De heidenen meenden dat God de Onbekende was. Later werd de mens vrijpostig genoeg om te menen dat het maar een klein kunstje is om God te kennen. Maar daartegen heeft Hij zich, hoewel Hij zich geopenbaard heeft, goed beschermd. Want God laat zich slechts kennen naarmate de mens zichzelf wil kennen; dat stelt Hem voldoende veilig tegen alle wijsneuzen.
38
Het natuurlijke uitgangspunt voor de godsvrees is de verwondering. Maar zolang de verwondering niet ook met nadenken gepaard gaat, geeft zij zich gemakkelijk prijs aan de belachelijkheid.
39
Zoals kinderen oorlogje spelen, zo speelt tegenwoordig heel het christenvolk ‘christendommetje’, met de geestelijkheid voorop.
40
Slechts één ding vindt men belangrijk tegenwoordig: net als alle anderen te zijn. Maar God eist primitiviteit; daarom is de Bijbel zó geschreven, dat men naast elke bewering ook voortdurend het tegengestelde leest. Men klit echter liever samen in na-aperij.
41
De eerste stelling is: het geloof kan niet begrepen worden. Daar kan dan nog bijkomen: ook valt nog te begrijpen dat het niet te begrijpen is. Idem dito: voor een onvoorwaardelijke inzet zijn geen argumenten te geven, maar men kan nog wel argumenten geven waarom er geen argumenten te geven zijn.
42
Geloven is je tot elke prijs aan een mogelijkheid vasthouden.
43
Geloof is zin voor worden, twijfel is verzet tegen elk wilsbesluit om boven lust en begrip uit te stijgen.
44
Door godsvrees en vroomheid tot innerlijkheid te maken ondermijnde Christus heel het gebouw van wetjes, betrekkelijkheden, van de directe herkenbaarheid van de vroomheid, de objectieve meetbaarheid in het systeem van farizeeërs en schriftgeleerden: dat zij onder de schijn van godsverering hun eigen uitvindsels aanbaden.
45
Jezus’ wondertekenen ‘beweren’ niets; zij konden hoogstens opmerkzaam maken en de ooggetuige in de juiste spanning zetten: wat kies je, de ergernis of het geloof? En wat dan in je keuze openbaar wordt, is je hart.
46
Het christendom is geen leer, maar bestaansmededeling. Daarom begint het elke generatie weer opnieuw. Al die geleerdheid van vorige generaties is eigenlijk overbodig. Zij is wel niet te versmaden als zij zichzelf en haar grenzen kent, maar ze wordt gevaarlijk als dat niet het geval is.
47
Het is Socrates net als Jezus vergaan: allemaal bewonderaars en nauwelijks navolgers.
48
Sommige christenen zijn door het christendom zo van hun mannelijkheid beroofd, dat zij, in vergelijking met heidenen, zich verhouden als de ruin tot de hengst.
49
Wij protestanten doen zo mogelijk alles om ieder mens een Nieuwe Testament in handen te spelen. En wat doen we dan? Dan verkondigen we alom dat er bij dit moeilijke boek allerlei leer en wetenschap nodig is om het te kunnen begrijpen.
50
Zoals de Paus zich veiligstelde met een verbod om het Nieuwe Testament te lezen, zo stelde het protestantisme zich later veilig met… geleerde exegese.
51
Lijden is één zaak, professor worden in het feit dat een ander leed is een tweede. Dat eerste is ‘De Weg’, dat tweede is: ‘Hoe kom ik er onder uit?’
52
Ook het verstand is een gave Gods, mits men het in vrees en beven gebruikt om de waarheid bloot te leggen.
53
Wat een prachtige uitdrukking voor het geloof dat heel de schepping maar één Heer dient: ‘Uni-versum’ (op de Ene gericht).
54
In het begin was er geen enkele christen. Toen werden allen christen, met als gevolg dat er opnieuw geen christenen waren. Dat werd het einde. Nu staan we weer aan het begin.
55
De verhouding tussen God en mens is doodeenvoudig zo: verlang geen openbaringen e.d. maar begin met de vrijheid te nemen jezelf te zijn. Niet omdat je zelf zo belangrijk zou zijn, maar omdat Gods liefde alle haren op je hoofd al geteld heeft. Hij houdt dus van jou. Handel daar dan ook naar.
Lees verder
Noten
Bron: Søren Kierkegaard – De naakte waarheid: Aforismen en andere korte notities (Een keuze, samengesteld en vertaald door W. R. Scholtens)