Leven en Karakter
Heraclitus werd uit een koningsgeslacht te Efeze geboren. Later verliet hij zijn stad en ging in de stilte peinzen. Hij is een voorbeeld van de zich in stilte terugtrekkende aristocraat. Groot was zijn mensen-verachting. Voor niemand bijna heeft hij een woord van lof of waardering; smaad en hoon voor velen. De dichters moesten met roeden gegeseld en met zwepen verjaagd worden. Het volk is schaamteloos in zijn mysteriën, het vult zijn buik als ’t vee.
Zijn boeken zijn onduidelijk geschreven. Hij wordt reeds in de oudheid ‘de duistere’ genoemd en Aristoteles klaagt over zijn moeilijk te ontwarren zinsbouw. Zelf acht hij dit geen nadeel. De aristocraat van geboorte en van gezindheid schrijft niet voor de massa, maar voor enkelen slechts.
Hartstochtelijk van karakter, rijk aan fantasie en gevoel, is hij niet geschikt voor kalm, inductief denken, maar is hij een speculatief filosoof van ’t echte ras. Vruchtbare elementen, die tot op deze tijd nawerken, zijn in zijn leer aan te treffen.
Panta rei
Het meest wordt de aandacht van Heraclitus getrokken door de wisseling der verschijnselen. Hij ziet niets blijvends in de wereld, een voortdurend zijn is er niet, alles wordt. Graag drukt hij dit uit in het beeld van de stroom, wiens water een volgend ogenblik op een bepaalde plaats al weer anders is dan het ogenblik te voren. Vandaar zijn spreuk: panta rhei, alles stroomt.
Het beeld nu van deze wisseling vindt Heraclitus in het vuur: we zien het, maar de vlam is nooit dezelfde. In zekeren zin neemt hij dus het vuur als oerstof aan, maar vat dit toch veel anders op dan de Milesiërs hun oerstof.
Uit de oerstof komt alles; tot de oerstof vloeit alles terug; ook de werelden die er zijn. Zo komt Heraclitus tot de aanneming van een wereldbrand: de wereld gaat tot het oervuur terug, en komt daar na verloop van tijd weer uit tevoorschijn, bestaat weer, gaat weer terug, enz.
Andere Stellingen
Drie belangrijke stellingen van Heraclitus moeten nog vermeld. Hij had inzicht in de relativiteit, de betrekkelijkheid der eigenschappen. Zeewater, voor vissen heilzaam, is voor de mens verderfelijk. Wat in ’t algemeen goed is voor A, kan slecht zijn voor B. Absoluut goed of kwaad kan men niets noemen.
Hetzelfde ding kan dus tegelijk goed en kwaad zijn. In een ding kunnen twee tegengestelde eigenschappen tegelijk bestaan. Heraclitus leert de coëxistentie van tegenstellingen. Gaarne drukt hij dat in schijnbaar tegenstrijdigheden bevattende zinnen, in paradoxen, uit: De stroom waarin ik daal, is niet dezelfde als die, waaruit ik opstijg en het is wel dezelfde.
Een andere paradox van Heraclitus is deze: de krijg is de vader van alle dingen. Jongere vondsten, die het vervolg behelsden van het fragment, waarin hij dit zei, tonen aan, dat hij hier een letterlijke betekenis aan ’t woord heeft gehecht. Daarbij heeft hij een inzicht, dat enigszins herinnert aan Darwin’s strijd om het bestaan en het overleven van de meest geschikte. De oorlog toch heeft de tegenwoordige toestanden geschapen: de sterken hebben gezegevierd, de zwakken verloren en met hun nageslacht zijn ze slaven en onderworpenen geworden.
Intussen is deze uitdrukking ook symbolisch en bedoelt hij er mee het voortdurend teniet gaan van het ene, waardoor zich weer iets anders ontwikkelt.
Causaliteit
De grootste gedachte van Heraclitus is echter deze, dat hij is gekomen tot het aannemen van een zonder uitzondering heersende, alles omvattende causaliteit. Het is een keerpunt in de ontwikkeling van het menselijk geslacht, dat het heersen der causaliteit verkondigd wordt. “Ging de zon van den regel afwijken, dan zouden de beschermers van ’t recht, de Erinyen, haar navliegen. – Wie verstandig wil spreken, moet zich gronden op dat, wat allen gemeen is.” Deze en dergelijke uitspraken tonen, hoe streng Heraclitus het causaliteitsbeginsel erkende.
Ethiek
Het systeem van Heraclitus is reeds vollediger dan dat der Milesiërs en het bevat ook aanduidingen voor de ethiek. Als opperste taak van het verstand beschouwt Heraclitus het kennen van de Wet, volgens welke de wereld loopt, van de wereldrede, die voor hem soms samenvalt met het oervuur. De opperste wet voor ’t handelen is dan zich buigen voor die wet, eigenzinnigheid is ’t kwade. Slechts zolang duren menselijke inrichtingen, als ze in overeenstemming zijn met de goddelijke wet. Maar is aan die voorwaarde voldaan, dan moet die wet ook stipt gehoorzaamd worden.
Invloed
Lang na Heraclitus leefden er mensen, die zich Heracliteeërs noemden. Ze waren een geminachte sekte en schenen weinig oog gehad te hebben voor de grote beginselen, neergelegd in Heraclitus’ systeem. Veeleer schenen ze allerlei minder belangrijke dingen als ’t voornaamste beschouwd te hebben. – Zo wordt van Cratylus verhaald, dat hij zelfs niet sprak, daar de veranderlijkheid der dingen het onmogelijk maakte een uitspraak te doen: hij bewoog slechts een vinger.
De invloed van Heraclitus echter is zeer groot geweest op vele richtingen en mensen.
Zijn conservatieve en historische gezindheid, zijn strenge causaliteit vooral vinden we terug bij de stoïcijnen. In Heraclitus’ systeem, dat eist een buigen voor de wereldwet, dus een berusten in de gebeurtenissen van het leven, vinden we al de sporen van de leer der latere stoïcijnen. Marcus Aurelius, de Romeinse keizer, verkondigde als levensleer het berusten in wat het lot ons toedeelt.
In de 19de eeuw vertoont Hegel met zijn leer van de eenheid van tegendelen grote overeenkomst met Heraclitus. Wat bij Heraclitus gebeurde, geschiedde ook bij Hegel. Op Hegel’s filosofie steunen zeer radicale richtingen in de maatschappij: Lassalle bijv. wordt tot de linkerzijde der Hegelianen gerekend.
Zo doet zich het merkwaardige feit voor, dat zeer revolutionaire richtingen steun vinden in het systeem van de conservatieve Heraclitus. Want niet alleen de strenge stoïcijnen vonden aanknopingspunten bij hem, maar ook bij tegenovergestelde richtingen, vindt men sporen van zijn invloed.
Hoe is dit te verklaren?
De kern van Heraclitus’ leer is het besef van de veelzijdigheid der dingen. Dit nu brengt mee een inzicht, dat naast het gif het tegengif aanwezig is. In toestanden van ellende en verwarring kan het de voorbereiding zien voor betere verhoudingen op allerlei gebied en rustiger, geordender tijden. In zoverre zit er een element van optimisme in.
Men moet buigen voor het staatsgezag, in zoverre het met goddelijk vernuft overeenkomt. Maar als het dit niet doet, heeft het geen autoriteit. En het is duidelijk, dat licht de vraag òf het dat doet, ontkennend beantwoord wordt door diegenen, welke zich niet kunnen verzoenen met heersende regels.
Het Heraclitisme is historisch en conservatief. Het wijst in al ’t negatieve iets positiefs aan. Maar … het erkent geen vast bestaande, geen definitieve afsluiting van een ontwikkeling. En in zoverre bevat het elementen van revolutionaire aard.
Lees verder
Noten
Deze tekst vormt § 3 van het boek: Uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het menschelijk denken
Bron: Project Gutenberg