Psychologische en kosmologische beschouwingen
In dienst van het leven is een boek over de overweldigende stroom aan informatie die over ons heen spoelt, en hoe wij ons daartoe verhouden.
De overvloed aan kennis waar onze samenleving door gekenmerkt wordt brengt ons in de verleiding te geloven dat we alles al weten. Dat alles al een plaats heeft en alles al voor ons geregeld is. Wat een gemak! Wat een weldaad.
En wat is onze eigen rol in dit alles? Hoe kunnen we verantwoordelijkheid nemen voor ons persoonlijke aandeel in het tot stand komen van deze orde? Willen we dat? Of laten we het lekker gebeuren?
Hier komen we op de zeer interessante relatie tussen de psychologie aan de ene kant, de kennis van de geest, en het ontstaan van de wereld om ons heen aan de andere. Het scheppen van orde is wat wij doen, en het is de handeling waarin deze wereld aan het licht komt. Het is deze relatie die in dit boek beschrijft.
Hoe kunnen we beoordelen welke kennis adequater is dan andere, om onze wereld mee te tekenen? Een nieuwe maatstaf dient zich aan: de mate waarin het leven met het te beoordelen stukje kennis gediend is.
Hier is een video van een korte introductie tot de thematiek te vinden.
Het boek is nu hier te bestellen.
Of, nog directer, via deze knop:

Binnenkort meer info!

Enkele fragmenten uit In dienst van het leven:
15
Zoals men het masker dat men draagt voor sociale wenselijkheid is gaan verwarren met zijn ware zelf, zo is men het construct dat men opwerpt om de wereld behapbaar te maken gaan verwarren met de wereld zelf.
37
Alles begint bij je wereldbeeld. Bij je manier van in de wereld staan. De rest volgt daar uit. Is je wereldbeeld ziek, dan kunnen ook je waardeoordelen en je handelingen niet anders zijn. Is je wereldbeeld gezond, mooi en sterk, zo ook je waardeoordelen – zo ook je daden. Wijs me een gezond, sterk en levenslustig persoon, en hij zal ook een gezond, sterk en levenslustig wereldbeeld hebben. Het kennen staat niet, zoals oppervlakkigheid soms pleegt voor te stellen, op een afstand van het leven, als ware het een toeschouwer. Het zweeft niet in het ledige. Integendeel, het kennen staat in ieder mogelijk opzicht onlosmakelijk verbonden met, en in dienst van, het leven dat het in zijn beweging voortbrengt.
47
Wie van tijd tot tijd een vragende houding op kan brengen ten opzichte van de totaliteit aan gegevens die de maatschappij ons voor houdt, om, al is het maar voor een ogenblik, niet als Atlas gebukt onder het gewicht van de hele wereld op zijn schouders door een enorme ballast onderdrukt te worden, wie zijn geloof ook maar voor een ogenblik kan suspenderen, verwerft daarmee een bepaalde lichtvoetigheid in het denken die wellicht voor het verkrijgen van bepaalde, hoogste inzichten een voorwaarde is. Niet in de laatste plaats wordt het verlichtingsdenken door een dergelijke beweging gekenmerkt; een sceptische houding ten opzichte van het heersende wereldbeeld en diens schijnbare zekerheden. Ook wij zullen soms deze beweging moeten voltrekken om niet onder de schijnbare zekerheid van heersende denkbeelden gebukt te gaan. Het zou toch ook wel raar zijn als zo’n sceptische houding enkel iets van ‘toen’ was, en wij de dogma’s van weleer simpelweg vervangen zouden hebben met nieuwe? Wil het waar zijn dat ook wij kinderen van de Verlichting zijn – en wat zijn we anders? – dan is een keihard scepticisme soms nodig, waarmee met gemak zelfs de ogenschijnlijk meest vaststaande zaken uit het raam gegooid kunnen worden, om te toetsen of ze het bestaan nog wel waard zijn. Ook waarheden, hoe ogenschijnlijk zeker ook, moeten soms getoetst worden. En als ze inderdaad van waarde blijken te zijn, als blijkt dat wanneer we ze uit het raam proberen te gooien, dat het niet gaat, dat we niet zonder deze waarheden verder kunnen – hoe zouden we ze dan met een sceptische houding schade toe kunnen brengen? Dan hebben we ze daarmee, in die poging, alleen maar sterker gemaakt, namelijk door hun noodzakelijkheid aan te tonen. Zoals Nietzsche het stelt:
En moge toch alles breken wat op onze waarheden breken – kan!
97
Men verlangt de wereld kenbaar en eenduidig. De problemen die ontstaan bij iedere poging aan dit verlangen te voldoen, onnoembaar in aantal, zijn aan dit verlangen ondergeschikt. Het verlangen zelf is primair, en uiteindelijk doorslaggevend.
110
Kennis, het hebben van kennis, impliceert een vorm van zeker weten. Geloof daarentegen impliceert feilbaarheid. Geloof kan misplaatst zijn. De angst voor deze feilbaarheid en de persoonlijke verantwoordelijkheid voor dit mogelijke falen verlokt de mens om het geloof dat wij stellen voor kennis door te laten gaan, om te doen alsof het kennis is. Het geloof in het systeem, het geloof in tekens, het geloof in ‘de wetenschap’, ja zelfs het geloof in de wereld zelf wordt kennis genoemd om maar van het ongemakkelijke gevoel weg te kunnen kijken, dat geloof misplaatst kan zijn.
179
In de drang naar een kenbare, eenduidige wereld heeft men het beheersen, domineren, inperken en tot getallen reduceren van de Natuur voor vrijheid aan leren zien. Maar het is uiteindelijk een beheersen, domineren, inperken en tot getallen reduceren van onze eigen natuur, van de Natuur in ons zelf, dat deze houding tot gevolg heeft. Vrijheid is nu juist het laten zijn van de Natuur wat ze is, zonder daardoor overmeesterd te worden, maar ook zonder te trachten haar te overmeesteren.