De tovenaarsleerling en het onzorgvuldig gebruik van de logica


Heraclitus leert ons de eenheid der tegendelen – de nooit ophoudende wisselwerking tussen aan elkaar tegengestelde elementen waarin de wereld zich aan ons ontvouwt, die wel eens dialectiek genoemd wordt. Warmte en koude, licht en het duister, zijn en niet: in hun constante strijd met elkaar vormen de tegendelen het worden dat onze wereld is.

Het is een ontzettend krachtige leer, deze eenheid, hij staat aan de basis van ons begrip der logica zelf en speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van het Westen, maar hij is niet zonder gevaren. Het is als een machtig wapen dat zorgvuldig gehanteerd moet worden en dat zich, als je er niet voorzichtig mee omspringt, tegen de gebruiker zelf kan keren.  

Het aanroepen van krachten die onvoldoende beheerst worden is het thema van Der Zauberlehrling, de beroemde ballade van Goethe. Als de tovenaar van huis gaat en zijn leerling het rijk alleen heeft besluit deze een toverspreuk te hanteren waarvan hij wel de beginselen geleerd heeft, maar die hij nog niet heeft weten te beheersen. Hij animeert een bezem en beveelt die water voor hem te halen, maar schrikt als blijkt dat de deze steeds meer water, veel te veel water begint te halen en niet meer te stoppen is. Hij weet de toverspreuk wel aan te wenden maar niet hoe die weer te beëindigen wanneer dat nodig is. Hij heeft de magie die hij oproept niet onder controle – met alle desastreuze gevolgen van dien.

Illustratie bij Goethes Der Zauberlehrling door Ferdinand Barth


Als de tovenaar van huis gaat en zijn leerling het rijk alleen heeft besluit deze een toverspreuk te hanteren waarvan hij wel de beginselen geleerd heeft, maar die hij nog niet heeft weten te beheersen.


Goethe baseert zijn verhaal op oudere sprookjes en vertellingen, en het thema van het onbezonnen gebruik van krachtige magie is er dan ook een dat vaak terugkomt. In India vertelt men van een jonge magiër die wordt gedood door een tijger die hij zelf met een toverspreuk tot leven had gewekt, terwijl hij de spreuk om dat weer ongedaan te maken nog niet kende. Bekend is de mythe van koning Midas, die zijn wens vervuld kreeg dat alles wat hij aanraakte in goud zou veranderen, voordat hij zich realiseerde welke verschrikkelijke consequenties het gevolg waren – ook zijn voedsel en ook zijn kinderen veranderden in goud.

Dit thema nu, laat zich aanwenden om iets te laten zien over het gebruik van de leer van Heraclitus door Hegel (en, in diens voetsporen, Marx, wiens volgelingen graag van het woord dialectiek gebruik maken). In de eerste plaats staat het thema van het misbruik van magische krachten voor de technologie – het is een symbolische weergave van de technologie die wij denken te gebruiken, maar waar wij eigenlijk door gebruikt worden. Het staat echter ook voor het gebruik van krachtige filosofische concepten, spreuken, die immers ook een vorm van techniek vertegenwoordigen: de techniek van het gebruik van de rede. Net zoals met magie en technologie kun je een krachtige redenatievorm wel aanwenden, maar je moet ook weten wanneer en hoe je die moet laten stoppen, en juist dat is wat de tovenaarsleerling nog niet onder de knie heeft.

Is het niet alsof Hegel, de leerling van Heraclitus, diens krachtige spreuken van hem overneemt, maar niet geduldig genoeg is om ze te leren beheersen?


Hegel is een leerling van Heraclitus. Als grote liefhebber van diens filosofie stelt hij dat er geen uitspraak van Heraclitus is die hij niet in zijn eigen logica heeft opgenomen. Hij heeft goed geleerd van zijn meester, zoveel is zeker, hij weet de verbluffende techniek van het toepassen van de nooit ophoudende tegenstellingen in te zetten als geen ander. Al wat bestaat laat zich er aan onderwerpen, en Hegel weet dat te doen. Maar weet hij daar ook mee op te houden wanneer dat nodig is? De hele wereld, de hele geschiedenis, het gehele bestaan probeert hij tevergeefs in zijn systeem op te nemen, tot er niets meer over is dat niet een plaatsje krijgt toebedeeld in de massieve structuur die hij opwerpt als zijn logica, zijn wereldomvattende systeem – waarom Hegel dan ook uiteindelijk zou komen de geloven dat de filosofie tot voltooiing komt in zijn eigen persoon.

Is het niet alsof Hegel, de leerling van Heraclitus, diens krachtige spreuken van hem overneemt, maar niet geduldig genoeg is om ze te leren beheersen? Hij kan die dialectische logica wel aanwenden, hij weet er de wereld mee te manipuleren, maar weet niet hoe hij ze daarna weer onder bedwang kan krijgen. De logica is hem geen gewillige dienaar, maar gaat zijn eigen gang en haalt veel meer water dan gewenst.

In onderstaande video’s zien we dit in beeld gebracht. Met name de wijze waarop in dit verhaal de bezem opgesplitst wordt in kleinere bezempjes die vervolgens weer vrolijk verder gaan hetzelfde te doen als de bezem waar ze uit voortkwamen, doet sterk denken aan de wijze waarop in Hegels dialectiek concepten worden opgedeeld in de tegenstellingen waar ze uit bestaan, om die vervolgens weer verder op te delen in kleinere delen die ook weer opgedeeld kunnen worden in een proces waar geen einde aan lijkt te komen, om zo een monsterlijk systeem te bouwen waarin de hele wereld een plaatsje krijgt. Die bezem die niet met grof geweld gestopt kan worden, maar alleen door de magie die hem geanimeerd heeft, is een prachtige illustratie van het onzorgvuldige gebruik van de logica waar een ieder voor op zijn hoede moet zijn.

In deze Nederlandse versie van de vertelling, gesproken door Angela Schijf, horen we de muziek van de symfonische versie van dit verhaal die Paul Dukas schreef naar aanleiding van de ballade van Goethe, getiteld L’Apprenti sorcier.


Op de symfonie van Dukas baseerde Walt Disney deze versie van de vertelling in Fantasia. De animatie die op het ritme van de klassieke muziek meebeweegt wordt als een hoogtepunt in de geschiedenis van de animatie beschouwd.



Lees ook

De ergste regering is die waarover je gedwongen wordt iets goeds te zeggen

Een prachtige anekdote waarin Schopenhauer Hegel aan de tovenaarsleerling verbindt.

Iedereen die een beetje graaft in de filosofie moet tenslotte wel bij die grote afgrond terecht komen: de eenheid van substantie. Maar waar heeft Hegel die eenheid gezocht? Als een echte schoolmeester heeft hij die gezocht in de lege begrippen van het denken, in de holle voorstellingen van het intellect, omdat hij niet in staat was te begrijpen dat het intellect slechts een ondergeschikt vermogen van de ziel is, of liever de bastaardvrucht van de hersenen, de zeepbel die zich losmaakt uit onze waarnemingen, opstijgt in de blauwe lucht, door kinderen bewonderd wordt en vervolgens in hun handen uit elkaar spat. … De wereld gezien in het licht van die zogenaamde rede, waarover zo duister wordt gedaan, maar die niet meer is dan een wissel die wordt getrokken op de bescheiden waarnemingen van de zintuigen, de wereld gezien in het intellect en door het intellect is alleen maar een grillige schaduw die wordt geworpen door die waarnemingen, een weerschijn van onze fantasieën, het Indische maya, een carnaval van schijn, temidden waarvan men het principe van de causaliteit laat dansen als de bezem van de tovenaarsleerling, een reusachtige arabesk die men tekent, die men ontwerpt naar zijn luim het ingeeft. Het ontwerpen van zo’n arabesk kan een kunstwerk zijn, maar een wetenschappelijk werk is het niet.


Bonus

Der Zauberlehrling door Goethe voorgedragen door Klaus Kinski, de legendarische acteur van o.a. Per qualche dollaro in più, Il Grande Silenzio en Quien Sabe.


Lees verder

Noten

Deze ballade is de herkomst van de in Duitsland gangbare uitspraak “Die Geister, die ich rief” die een spreekwoordelijk karakter heeft gekregen. Hiermee wordt gezegd dat er krachten zijn aangewend niet meer te beheersen zijn, bijvoorbeeld in de politiek, wanneer men de hulp inschakelt van bondgenoten die nu iets heel anders gaan doen dan eigenlijk te bedoeling was.

Het Duitse origineel staat hier.

Een Nederlandse vertaling door Maarten Elzinga is hier te vinden.