Een van de belangrijkste vragen die een denker in deze laatmoderne wereld zich zou moeten stellen, wil er van een oprecht en authentiek denken sprake kunnen zijn, is de vraag naar de mate waarin de wereld te beschouwen is als ware ze een machine.
De vraag zou gesteld moeten worden: In hoeverre hebben wij, erfgenamen van de Verlichting en de daarbij horende voorliefde voor rede en wetenschap, het recht om de wereld die onze wereld is te vergelijken met een groot mechanistisch gebeuren?
Dat dit geloof, het geloof dat dit fantastische proces dat wij wereld noemen wel iets weg heeft van de werking van een complex stuk machinerie, dat juist dit geloof het geloof van de dag is – dat men van alle dingen juist hier hoop op zou gaan vestigen – is even evident voor wie hier ogen en oren voor heeft, als dat het voor wie zich voor dit soort vragen niet weet te interesseren volslagen onherkenbaar kan blijven. Want hoewel deze opvatting overal luid en duidelijk in het geroezemoes van het populaire vooroordeel zijn weerklank vindt, doet het dat zelden met zoveel woorden: de wereld is een machine. Men zegt het niet zozeer, maar acht het als vanzelfsprekend, neemt het als een onuitgesproken uitgangspunt dat gemakkelijk aan het aandachtsveld kan ontsnappen. En laat nu juist dat een kenmerk zijn van een diepgevoeld geloof.

Het mechanistische wereldbeeld is nadrukkelijk aanwezig in meer aspecten van het denken dan hier ruimte voor is om te benoemen. Denk aan het determinisme, dat zich een wereld voorstelt als onderworpen aan causale wetten. Denk aan het materialisme, dat al dat is tot materie tracht te herleiden. Denk aan het rationalisme, waarin alles een logische structuur heeft die door het denken begrepen kan worden. In de scheikunde, in de biologie, in allerlei uiteenlopende gebieden van het denken probeert men, zonder veel terughoudendheid, processen te verklaren in termen van mechanistische oorzakelijkheid.
Laat ons er bijvoorbeeld niet van wegkijken wat het te betekenen heeft hoe in het darwinisme – hoeveel schoonheid en waarheid deze stroming ook moge vertegenwoordigen – het leven zelf als aan causale wetten onderhevig wordt weergegeven. Hier, als elders, vinden we de mens op zoek naar oorzaken die hun gevolgen voor zich uit duwen zoals radartjes in een klokwerk. Het leven zelf, tot aan het eigen bewustzijn toe, wordt ons voorgeschoteld als niet veel meer dan een biochemisch systeem dat onderdeel uitmaakt van een groter logisch-consistent geheel, als een soort van tandwiel onder tandwielen. Het mechanistische aspect van denken als dit wordt niet zozeer opgeworpen, het wordt niet als een ter discussie staande theorie voorgesteld, men neem het stilzwijgend aan als uitgangspunt, alsof het reeds lang geleden bewezen zou zijn.
De wereld als tijdmachine
Dat zovelen van ons de wereld als machine zijn gaan zien heeft alles te maken net ons intensieve gebruik van machinetechniek. Het is het beeld van de wereld dat machines ons leveren, waarin de wereld er machine-achtig uit komt te zien, en het is dit beeld dat ons tot deze visie aanspoort. Laat ons, om dit principe te illustreren, het mechanistische wereldbeeld aan het licht brengen met behulp van het begrip tijd, en daarmee deze vertelling wegvoeren van abstracte wetenschappelijke concepten, naar de alledaagsheid van direct te ervaren, onmiddellijke realiteit. Dat tijd misschien nog wel het meest kenmerkende aspect van het mechanische wereldbeeld is, kan zichtbaar worden door tijd op te delen in twee uiterst verschillende verschijningsvormen: ervaren tijd en mechanische tijd.

Wie op een klok kijkt, die ziet een waarde, een getal, dat door menselijke werktuigkunde in het leven is geroepen. De klok die de tijd aldus aangeeft, is door mensen ontworpen, en daarmee is ook de tijd die in het gebruik van de machine wordt weergegeven door mensen ontworpen. Het is, in het verlengde van de wijze waarop het tot stand komt, een door mensen geschapen tijd, dat is, een kunstmatige vorm van het begrip tijd. De tijd van de ervaring daarentegen, de tijd die, volledig in tegenstelling tot mechanische tijd, in nauwe relatie staat tot hoogst persoonlijke gevoelens als ongeduld, is niet door mensen ontworpen. Wat we hier ervaren is niet kunstmatig. Hier hebben we te maken met een algeheel andere, meer fundamentele vorm van tijd. Deze andere, meer oorspronkelijke vorm van tijd is een tijd die ook dieren ervaren kunnen, een tijd die er is, of we daar nu voor kiezen, of niet.
Welnu, als we deze twee vormen van tijd naast elkaar leggen en met elkaar vergelijken dan kunnen we moeilijk anders dan tot de conclusie komen dat velen van ons vandaag de dag zijn komen te geloven dat de tijd zoals de klok die weergeeft, de mechanische tijd, de werkelijke tijd is. En, bijgevolg, dat de tijd zoals wij die als subjectief individu ervaren daar op wat voor manier dan ook ondergeschikt aan zou zijn, of zelfs als illusie afgedaan kan worden. Ondergeschikt of illusionair, omdat hij op punten niet volledig overeenkomt met de tijd die ze voor de ware tijd houden. Wat hier met tijd gebeurt, gebeurt met een scala aan ervaringen
Daarmee is het geloof dat de tijd die op klokken wordt weergegeven de essentie van tijd is, misschien wel het meest voor de hand liggende voorbeeld van het geloof waarin de wereld als de werking van een machine word voorgesteld. Het praktisch nut van machinale tijd geeft helder en duidelijk weer hoe ontzettend nuttig, praktisch en waardevol het kan zijn om de wereld mechanistisch te benaderen, dat is, waarom we dit eigenlijk zo doen. Het toont evenwel dat deze voorstelling en weergave van de wereld allesbehalve vanzelfsprekend is. Het toont bovendien dat deze wijze van denken, hoe praktisch ook, als we er heel eerlijk over zijn, eigenlijk geen waarheid genoemd kan worden, en hoe hij misschien, heel misschien, zelfs opgevat kan worden als een teken van geestelijke armoede.
De wereld als animatiefilm
Een mooie illustratie van het principe waarmee de moderne mens is komen te geloven dat beweging een illusie is, vinden we in de animatiefilm.
In contrast met de werkelijkheid zelf, die constant in beweging en in wording is, verandert en leeft, bestaat een animatie uit door mensen geconstrueerde afbeeldingen die statisch, stilstaand en dood zijn. De animatiefilm wekt de illusie van beweging op door statische afbeeldingen snel achter elkaar te tonen. De afbeeldingen staan stil, maar door ze elkaar snel achtereenvolgend weer te geven lijken ze tot één bewegend geheel samen te smelten.

Wetenschap zoals het in de mechanistische wereldbeschouwing wordt aangewend doet iets vergelijkbaars. Het neemt een grote verzameling van statische, dode gegevens, die geen levende beweging vertegenwoordigen, en laat ze elkaar opvolgen. Door aldus een grote hoeveelheid stilstaande gegevens snel achter elkaar te tonen wordt, zoals in de animatiefilm, de illusie van beweging opgewekt en lijkt het geheel tot leven te komen.

Zoals mechanische tijd bestaat uit een grote aaneenschakeling van seconden, verder opgedeeld in weer kleinere deeleenheden, zoals de tekenfilm bestaat uit een aaneenschakeling van losse, stilstaande beelden, zo ook is men de wetenschap aan gaan wenden op een wijze die de werkelijkheid doet voorkomen als een grote verzamelen losse elementen. De beweging wordt tot illusie verklaard. Ten onrechte, want nu juist de beweging is werkelijk. De werkelijkheid is geen optelsom of grote verzameling van losse, op zichzelf staande feiten, maar één constante stroom van aan elkaar verwante gebeurtenissen die nooit ophoudt in beweging te zijn.

De wereld als machine?
Is de wereld een machine? Zeker is het mogelijk om die houding aan te nemen. Zeker zul je in staat zijn bepaalde oppervlakteverschijnselen bevredigend te beschrijven, zolang je de diepere zaken laat voor wat ze zijn. Mensen hebben zelfs succes in deze wereld, als gevolg van deze opvatting.
Zodra je de wereld als machine met een door mensen geschapen machine gaat vergelijken echter – dan zie je een groot verschil. Zodra je die vergelijking trekt dan valt op dat de wereld voor zover die niet door mensen geschapen is zovele malen efficiënter, effectiever, kortom, beter in elkaar steekt dan wat mensen hebben weten te fabriceren, dat het verschil opmerkelijk is. En dan zie je ook hoe dit onderscheid niet alleen kwalitatief, maar categorisch van aard is. Het verschil in efficiëntie tussen het door mensen geschapene en het van oorsprong aanwezige is zo ontzettend groot, dat de begrippen wereld en machine fundamenteel van elkaar gescheiden komen te staan. Met recht kunnen we spreken van een categoriale andersheid tussen wat onder wereld valt aan de ene kant, en wat onder machine aan de andere.