De filosofie van het leven, of levensfilosofie, is een manier van denken die het leven zelf centraal stelt.
Niet de geest, zoals in veel religie, noch de materie, zoals in de vandaag de dag dominante wetenschappelijke visie, maar het specifieke raakvlak van geest en materie dat wij het leven noemen zelf, de kracht die het bestaan van beide invullingen mogelijk maakt, is hier het uitgangspunt.
Het is een bijzondere manier van verhouden tot deze kracht die de filosofie van het leven eigen is. Wie deze filosofie aanhangt schaamt zich er niet voor te stamelen wanneer hij het leven bespreekt. Hij schaamt zich er niet voor niet eens precies te weten wat het is, te erkennen dat het leven zelf ondefinieerbaar is en eigenlijk in het geheel niet te bevatten. Integendeel, hij omarmt deze kennis der onwetendheid juist. Woorden schieten tekort, gedachten schieten tekort, zoals ook de wetenschap en de filosofie uiteindelijk tekort moeten schieten, omdat al deze menselijke producten slechts hulpmiddelen zijn, imperfecte gereedschappen die het leven zelf hanteert om ons in zijn bewegingen voort te brengen. Wat we weten is slechts dat het leven ons stuurt. Dat het leven, en niet zozeer dat wat wij ons zelf noemen, boven alles datgene is wat beslist over ons en richting geeft aan ons leven.
Het lijkt haast vanzelfsprekend om het leven centraal te stellen in onze beschouwing van het zijn. Wij zijn toch immers zelf leven? En toch is dat het allerminst. In de grote religies heeft men eeuwenlang niet het leven, maar de Schepper van dit leven centraal gesteld. Niet het leven en sterven dat wij doen, maar het hogere doel daarvan werd als focus gesteld voor de aandacht van het beschouwelijk denken.
Anderzijds heeft men de materie die wij zintuiglijk kunnen waarnemen centraal gesteld, en de hypothese durven opperen dat wij, levende wezens, het product en gevolg zijn van deze materie. Hoe zoiets dan precies tot stand zou zijn gekomen, daar is men om begrijpelijke redenen wat vaag over, maar dat wij niets dan materie zouden zijn, slechts een samenspel tussen mechanistisch te begrijpen regelmatigheden, is een gedachte waar men zich al enige tijd niet eens meer voor schaamt.
Het is een behoefte aan orde die het leven telkens aan banden wil leggen, in ieder mens aanwezig, en in de moderne tijd in overmaat aanwezig, waar beoefenaars van de filosofie van het leven zich tegen verzetten. Orde en regelmaat – die de boventoon voeren in zowel de religieuze als de materialistische wereldbeschouwing – hebben hun waarde. Maar ze kennen ook een gevaar – een duistere zijde die maar al te vaak onbelicht blijft, en waar, naar het ons toeschijnt, zowel de geestelijke als de materialistische wereldvisies onvoldoende bescherming tegen weten te bieden.
Wij die de levensfilosofie hanteren, proberen het leven niet te herleiden tot een oorzaak van dat leven, tot iets achter het leven, iets meer dan het leven, alsof het leven niet meer dan voldoende zou zijn. Nee, wij scheppen er genoegen in te weten dat alleen het leven zelf al meer, veel meer omvat dan wij met het geestelijk oog bevatten kunnen. Het is aan ons niet besteed om het al te beperkende antwoord dat in religie wordt gegeven omtrent de oorsprong van het leven te vervangen door een ander, minstens even beklemmend antwoord dat wetenschappelijke hypothesen brengen. Wij blijven vrij in een persoonlijke relatie tot datgene dat ons stuurt, ieder moment van de dag, zonder ons er in het minste door bezwaard te voelen dat de taak om deze Kracht eenduidige in begrippen te vangen, in de laatste analyse wel eens een onmogelijke zou kunnen blijken.
De filosofie van het leven is een praktische filosofie. Haar aanhangers laten zich leiden door wat werkt in de praktijk, en dit geeft een eigenzinnige betekenis aan het woord realisme. Het woord leven wordt niet alleen als naamwoord, maar bovendien ook als werkwoord opgevat. Het is niet voor niets dat pragmatisten en psychologen zich door deze manier van denken hebben laten inspireren. Het is niet voor niets dat een al te afstandelijke academische houding ten opzichte van de fenomenen van ons bestaan zelf door de aanhangers van de filosofie van het leven met enig succes op afstand wordt gehouden. Het zijn uiteindelijk onze daden, het is ons handelen in de wereld dat bepaald wie en wat we zijn.
Met deze nadruk op de praktische kant van de filosofie komt tevens de nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid en authenticiteit te liggen. Vrijheid is een opgave. Het komt er op aan, de kunst die de kunst van het leven is zoals die in de filosofie van het leven wordt benaderd, is om verantwoordelijkheid te nemen voor dit leven dat ons overkomt, voor dit leven waarin wij ons geworpen vinden, dit leven dat tegen wil en dank aans ons wordt opgedrongen. Het komt er op aan om het leven niet alleen te ervaren, gade te slaan en te beschrijven en beoordelen, maar om het bovendien ook te willen, om het te verlangen, om er voor te kiezen en er midden in te staan, om het, in de volste zin van het woord, te leven.