Het denken voltrekt zich in de moedertaal


Wanneer we inzien dat taal de essentie vormt van de structuur waarin deze wereld zich aan ons openbaart, dan wordt in dat inzicht ook zichtbaar dat het van onschatbaar belang is in welke taal het denken geschiedt.

Gedachten staan nooit op zichzelf – begrippen staan altijd in relatie tot elkaar en maken altijd deel uit van de betekenishorizon van de taal waarin ze gedacht worden.

Iedere taal vormt een betekenishorizon op zich. Iedere taal laat de dingen net weer op zijn eigen manier zien, namelijk in een eigen context. Denk bijvoorbeeld aan het onderscheid tussen continentale en analytische filosofie – dat er met name een indicatie van is dat men in de Engelstalige wereld iets algeheel anders onder het woord filosofie verstaat dan op het Europese vasteland. Wanneer je philosophy zegt in het Engels, zeg je eigenlijk iets heel anders dan wanneer je philosophie zegt in de Frans. De twee woorden tekenen ieder op hun eigen manier een landschap, verstrengeld met en opgebouwd uit de relaties waar ze een uiting van zijn, de associaties die ze bij ons oproepen.

(Zo gaf een Amerikaanse student mij eens te kennen dat in zijn beleving de woorden logic en philosophy één en hetzelfde betekenen.)

Dat we de volkstaal die onze moedertaal is niet mogen verwaarlozen is daarom meer dan een sentimenteel verlangen naar een afbrokkelend verleden. Het is meer dan een voorkeur onder voorkeuren. Het denken zelf staat op het spel.

Voor de meeste toepassingen lijkt het alsof je met een beetje Engels prima uit de voeten kunt, en om een Hollywoodfilm te kunnen volgen is dat ook meer dan voldoende. Maar voor filosofie op het hoogste niveau, op het scherpst van je kunnen, om de werkelijkheid zelf tot begrip te kunnen brengen, heb je al je nuance, al je woorden, al je tekenende en dichterlijke vermogens nodig om ook maar een begin te kunnen maken. Dat kan alleen in de moedertaal. De hoogste, fijnste en meest waardevolle gedachten kunnen enkel tot ons komen in de taal die ons het meest nabij staat.


De hoogste, fijnste en meest waardevolle gedachten kunnen enkel tot ons komen in de taal die ons het meest nabij staat.


Wanneer we goed tot ons door laten dringen wat het eigenlijk te betekenen heeft om te proberen filosofie te bedrijven met een halve woordenschat, zonder voor de fijnste nuances het meest accurate symbool beschikbaar te hebben en je te moeten behelpen met minder-dan-perfecte tweede-rangs indicaties, dan zien we dat het halfbakken Engels dat steeds nadrukkelijker de norm begint te worden onder hoogopgeleiden in Nederland, niet alleen een verwaarlozing van het Nederlands omhelst, maar een verwaarlozing van de taal als zodanig, en daarmee van het denken in het algemeen.

Het denken schakelt in deze ontwikkeling over op een denken dat zelf zijn eigen fijnste observaties nooit volledig tot begrip kan brengen, het blijft sluimeren in een nevelig tussenstadium, nooit geheel tot voltooiing komende.

En hoe weinig begrip het volk, en ook soms de wetenschappers voor de deze kennis op kunnen brengen – die ook vandaag de dag nog taal als enkel een middel tot een doel plegen te zien, als gewoon maar een ding onder de dingen – de dichters en filosofen hebben het belang van de moedertaal altijd gekend, en het is een onderwerp dat hier de benodigde aandacht zal krijgen.

Dante schrijft erover in zijn essay Pleidooi voor de eigen taal (De vulgari eloquentia).

Kierkegaard heeft er een kort stuk over geschreven getiteld Over de moedertaal (Om modersmålet).

Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk spreken in de volgende video over de verwaarlozing van het Nederlands als academische taal, en raken daarbij aan het belang van de rol die de moedertaal speelt in het voortbestaan van Nederland.


Is het Engels niet gewoon de taal die het, bijna darwinistisch, gewonnen heeft?


Lees ook

Wim Scholten over Kierkegaard en zijn moedertaal

“Voor Kierkegaard is de taal het leven zelf, een groeiend en veranderend wezen, met historische kracht en menselijke traditie.”


Lees verder