Wie zich voor de taak stelt uit de veelheid aan onderwerpen die hij voor zich ziet het ene werkzame principe te ontwaren dat achter alles schuil zou gaan – voor zover zoiets bestaan zou kunnen – heeft rekenschap te geven van de relatie tussen het Ene en het vele.
Wat ligt er aan de veelheid waarin deze wereld zich aan ons openbaart ten grondslag? –
Laten ons er niet voor terugdeinzen op de zaken vooruit te lopen: het is de taal die het met ons doet. Taal is het alomvattende principe dat veelheid tot stand brengt – taal is er de oorzaak van dat er iets is, en niet veleer Niets.
Het is ons talige vermogen tot oordelen dat afsplitsingen maakt van het Geheel. Door de dingen hun naam te geven schenkt de taal de afzonderlijke entiteiten hun individualiteit. Wij zeggen: dit is het, en schermen het daarmee af van wat het niet is. We rukken dingen los en snijden ze af van het Geheel. Aldus wordt door middel van het oordeelsvermogen waar wij ons eigen zelf mee identificeren de veelheid aan dingen tot stand gebracht – uit het Ene dat alles is. Taal is een afscheiden en afzonderen van dat wat in wezen onherroepelijk verbonden is.
Een voorbeeld. De Zon bestraalt ons met haar stralen. De boom neemt de stralen tot zich en groeit haar vruchten – vruchten die ons leven schenken. Hoe zouden wij ons eigen bestaan anders dan onherroepelijk verbonden met en als onmiskenbaar onderdeel van deze wereldomvattende constellatie kunnen bezien? Wat zijn onze bewegingen, wat is ons eigen leven, anders dan het uitvloeisel van deze zonnestralen?
Wat ligt er aan de veelheid waarin deze wereld zich aan ons openbaart ten grondslag?

Voel het bloed door je aderen stromen. Het stroomt op zonlicht. U en ik bestaan krachtens zonlicht. Of we het nu via planten tot ons nemen, die het via fotosynthese tot een voor ons toegankelijke tussenvorm transformeren, of via dierlijk vlees dat weer als gevolg van deze fotosynthese gevoed wordt, of we nu olie of steenkool verbranden in onze machines, grondstoffen die uit plantenresten – opgeslagen zonne-energie – ontstaan, het is alles onderdeel van één en dezelfde beweging, voortvloeiend uit één en dezelfde bron.
Als uitvloeisel van de Zon is al het leven Eén. Met onze woorden onderscheiden wij particuliere aspecten en geven ze individualiteit. Juist dit ordenen is waar het in de filosofie om te doen is. Taal is de ordening, de logos van Heraclitus en de stoïcijnen, het Woord van het Nieuwe Testament, de ideeënwereld van Plato. Met onze woorden scheiden we de olie van de planten, de vruchten van de dieren die ze voeden, de Zon van haar stralen en van onszelf, we maken het tot allemaal losse dingen met ieder hun eigen individualiteit en eigen bestaanswijze. Het is de taal die de dingen afscheidt van het Ene dat alles is, het ordenende vermogen in ons dat ons in staat stelt de dingen los te zien van het Absolute; los van de naamloze chaos die aan ruimte en tijd zelf vooraf gaat.
Waarom wordt hier juist dit specifieke element afgesneden van het totaal der dingen?
Men heeft de ervaring van deze kracht – de ervaring dat alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is – in navolging van generaal Jan Christian Smuts de naam holisme geschonken. Deze blik, deze zienswijze noemt men holistisch. Het Geheel is groter dan de som der delen, zegt men dan, en er zijn zelfs zij die zo ver gaan te beweren dat de veelheid een illusie is – een heilig spel dat de taal met ons speelt. Nee, een illusie is het niet, al was het maar omdat er aan dit spel geen ontkomen is, maar één ding moeten we hen wel geven: de veelheid komt niet zonder meer tot stand. Ze is er niet zomaar, maar komt tot stand in het menselijk handelen. Ze is cultureel bepaald. Het is de cultuur die ons indelingen laat maken en daarin individualiteit tot stand brengt – die van de dingen, maar ook die van onszelf. Ook onze eigen individualiteit komt in de taal tot stand. En wij zijn zelf nog maar recent individu, niet langer slechts onderdeel van het overkoepelende politieke geheel, wij zijn individu krachten de taal die ten tijde van de Franse Revolutie zijn intrede deed.
Om dus in de veelheid aan onderwerpen die wij voor ons zien de ordenende kracht van de taal te ontwaren dient één vraag steeds weer opnieuw gesteld te worden: tot welk doel wordt deze indeling hier tot stand gebracht? Waarom wordt hier juist dit specifieke element afgesneden van het totaal der dingen? Wie ziet dat wij allen uit één en dezelfde bron voortvloeien, deel uitmaken van dezelfde energie uit hetzelfde zonlicht dat al wat leeft doet voortbewegen, die weet waar hij naar kijkt als hij de vele ogenschijnlijk uiteenlopende onderwerpen voorbij ziet komen:
– De steeds maar toenemende invloed van machinale krachten op het wezen van de mens; Het teloorgaan van de oude waarden en de opkomst van een nieuwe moraal; Het vernietigen van de Natuur; De opkomst van een massacultuur en eenheidsdrang van de globalisatie en de rol die kunst daarin speelt –
Wie dat ziet, die weet de verschillende onderwerpen die ons bezig houden te herkennen voor wat ze zijn: Geen op zichzelf staande kwesties, maar aspecten van de taal die wij hanteren om, in ons verhouden tot de wereld, de veelheid tot stand te brengen. Om orde uit chaos scheppen.
De verschillende onderwerpen die wij voor ons zien als uit ons eigen oordeel voortkomende manifestaties van één onderliggende structuur die achter al het zijnde schuil zou gaan, afsplitsingen van één alleomvattend, uit zonlicht voortvloeiend Geheel.
Woorden brengen de veelheid tot stand.
Taal is de relatie tussen het Ene en het vele.