Huis van de Muze en de emancipatie van de techniek


Onlangs hield ik een aantal lezingen ter introductie van het boek Huis van de Muze, dat in een samenwerking tussen Dr. Sid Lukkassen en mijzelf tot stand kwam. Hierbij enkele van de punten die daarbij ter sprake kwamen.


Inleiding

Sid en ik hebben dus laatst een boekje geschreven. Ik ben blij met het resultaat, en ik hoop dat jullie het ook zullen kunnen waarderen voor wat het is. Ik zal daar nu even kort een paar dingen over zeggen.

Ten eerste, hoe dit project tot stand is gekomen. Sid en ik hebben elkaar ontmoet tijdens het kaarten, en we raakten al gauw aan de praat over filosofische en maatschappelijke kwesties, de dingen die ons bezighouden. Hieruit kon ik opmaken dat Sid niet alleen over het intellect beschikt om te kunnen zien wat er speelt in onze samenleving – maar ook over een soort realisme, een bereidheid om de problemen waar we mee te maken hebben onder ogen te durven zien, om daar niet van weg te kijken, zoals helaas maar al te vaak gebeurt.

Daarnaast merkte ik aan Sid, en dat is het voornaamste, een gedrevenheid, een energie, de drang tot scheppen die hij uitstraalt. Je ziet dat de Muze in hem aan het werk is, zijn verhaal schreeuwt in hem om naar buiten te komen. En dat werkt aanstekelijk.

Wij hadden dus genoeg om te bespreken. En toen Sid dus een klein stukje tekst van mijn hand had gelezen, namelijk deze introductie tot de levensfilosofie, waar hij het eerste hoofdstuk van Huis van de Muze dan ook mee opent, was dat eigenlijk aanleiding voor hem om een aantal gedachten op papier te zetten waar hij al langer mee rondliep. Daar ging ik weer op reageren, en hij daar weer op, met uiteindelijk dit boek als resultaat.

Ik denk dat we hierin een aantal belangrijke punten hebben weten te maken. Ik zal nu even kort schetsen waar het over gaat, in ieder geval enkele van de thema’s aanstippen.


De emancipatie van de techniek

Een van de belangrijkste thema’s die wij in dit werk aansnijden, iets waar ik me al langer mee bezighoud, is wat ik noem: de emancipatie van de techniek.

De techniek, en meer specifiek de technologie, begint zijn rol als dienaar van de mens langzaam maar zeker te vervangen door een meer overheersende rol. Van iets dat ons bijstaat, een hulpmiddel, een stuk gereedschap, naar iets dat ons steeds meer begint te controleren en ons gedrag begint te beïnvloeden. De technieken die wij technologie noemen komen eigenlijk langzaam maar zeker een heel andere rol te spelen in onze samenleving. Deze verandering is zeer interessant – en levert het antwoord op veel vragen.

We hebben de laatste tijd veel gehoord over technologie, in de vorm van AI, en ook over de gevaren van AI, met name in het kader van ChatGPT en vergelijkbare programma’s. Maar ook, even daarvoor al, via Elon Musk die ons waarschuwt voor deze gevaren – “de AI is het grootste gevaar dat er maar is”, zegt hij – om vervolgens voorloper te worden in het ontwikkelen van deze AI. Om vervolgens manieren te gaan bedenken om het zo snel mogelijk in onze hersenen te implementeren. Dat is toch eigenlijk wel een opmerkelijke combinatie: die waarschuwing, zo direct gevolgd door dat gehaaste voorop lopen in de poging om precies dat waarvoor gewaarschuwd werd werkelijkheid te maken.

Via die weg zou het algoritme de taal die wij spreken komen te beïnvloeden – en waarschijnlijk doet het dat al.

Maar de werking van AI is ook een stuk dichterbij te vinden. Een krachtig voorbeeld van hoe de techniek steeds meer van onderdaan naar heerser beweegt, van stuk gereedschap naar controlemiddel, is de AI die als algoritme selecteert welke informatie op het internet ons wel en niet bereikt. Op YouTube bijvoorbeeld, is het een algoritme zelf, dat zonder directe menselijke tussenkomst bepaalt welke video’s meer en minder aandacht krijgen.

Hier gaat een bepaalde sturing vanuit naar de videomakers. De makers van de content op YouTube zullen geneigd zijn hun video’s op zo’n manier te maken dat het algoritme daar positief door beïnvloed wordt. Ze gaan zich aanpassen in de boodschap die ze uitdragen, bepaalde onderwerpen vermijden, andere juist meer aandacht geven, in de hoop dat hun content beter zichtbaar wordt, hoger in de zoekresultaten naar voren komt, sneller gesuggereerd wordt op het moment een andere video eindigt.

Een ander voorbeeld is hoe het programma waarmee ik deze website maak over de functie beschikt om suggesties te doen voor de teksten die erin staan. Heel goede variatie in de zinnen, zegt het systeem dan tegen mij, en ga zo door met het gebruik van signaalwoorden. Maar: je zinnen zijn net een paar procentjes te lang, en ook zit het gebruik van de lijdende vorm net iets boven de aangeraden hoeveelheid, en wel zoveel procent.

Heel handige informatie natuurlijk. Heel goed om te weten. Maar, aan de andere kant, stel je eens voor dat iedereen dit advies ter harte zou nemen – wat zouden daar de gevolgen van zijn? Via die weg zou het algoritme de taal die wij spreken komen te beïnvloeden – en waarschijnlijk doet het dat al.

Zo zien we hoe de technologie een definitieve invloed begint uit te oefenen op het doen en laten van de mens.

Nog een voorbeeld van deze ontwikkeling is hoe algoritmen worden ingezet om toetsen van schoolgaande kinderen te beoordelen. Dat zou dan zogenaamd objectiever zijn, eerlijker, en wat al niet meer, dan een leraar die de beoordeling doet – nog even los gezien van het werk en dus de kosten die er mee bespaard worden. En dan krijg je dus, uiteindelijk, een AI, een algoritme dat bepaalt welke kinderen het advies krijgen om naar de HAVO gaan, en welke naar het VWO. En dat heeft natuurlijk weer bepaalde gevolgen voor de toekomst van ons land.

Zo zien we hoe de technologie een definitieve invloed begint uit te oefenen op het doen en laten van de mens. We zien hoe de techniek steeds meer zelfstandig begint te opereren. Steeds meer zelfstandig onze wereld vorm begint te geven.

Een bijzondere relatie is dat, mens en Natuur. Is de mens dan geen Natuur? Zeker wel. En toch probeert hij zich er van te onderscheiden, probeert hij zich er tegen af te zetten.


Oswald Spengler

Deze emancipatie van de techniek, of, meer in het bijzonder, deze emancipatie van het technologische, is geen nieuw probleem. De grote geschiedkundige Oswald Spengler schreef er in het interbellum al over, in zijn boekje Der Mensch und die Technik.

Hij schrijft dat de schepping tegen schepper in opstand komt. Dat is mooi, want met dat woordje ‘schepper’ krijgt dit alles een beetje een bijbelse bijklank, wat goed aangeeft hoe groots dit gebeuren is waar we hier mee te maken hebben, hoe wereldbepalend. En hij zag dat toen dus al, voor de Tweede Wereldoorlog, voor het internet, smartphones en al die dingen die we nu voor lief nemen, waar we nu zo goed van kunnen zien hoe enorm de impact is.

Even daarna zegt Spengler het nog iets mooier als hij schrijft:

Zoals eens de microkosmos mens tegen de Natuur, zo nu verheft de microkosmos machine zich tegen de de noordelijke mens.

Dus, hoewel de mens onderdeel van de Natuur is, probeert hij zich er toch van de onderscheiden. Probeert hij toch de Natuur de wet voor te schrijven. Hij probeert zich te verzetten, in opstand te komen tegen de Natuur.

Een bijzondere relatie is dat, mens en Natuur. Is de mens dan geen Natuur? Zeker wel. En toch probeert hij zich er van te onderscheiden, probeert hij zich er tegen af te zetten.

En als we dat zien, als we zien wat daar aan de hand is, dan kunnen we aan de hand van die relatie ook zien wat er nu met de techniek aan de hand is. Hoewel onderdeel van de mens, van de Europeaan in het bijzonder, probeert het zich er toch van af te scheiden, en ons nu de wet voor te schrijven.

Een recent voorbeeld van hoe dat in zijn werk gaat.


Zelfscankassa’s bij de jumbo

Het was onlangs in het nieuws dat Jumbo AI in wil gaan schakelen om winkeldiefstal te voorkomen. En waar komt die winkeldiefstal door? Door het invoeren van de zelfscankassa’s. Natuurlijk zijn er andere factoren, het leven en met name de boodschappen zijn een stuk duurder geworden, maar een belangrijk verschil is dat je nu bij een machine afrekent. Met een mens tegenover je wordt een bepaald gevoel van morele verantwoordelijkheid opgewekt dat mensen ervan weerhoudt te stelen. Tegenover een machine is dat anders, en wordt dat ineens een stuk makkelijker. Waarom zou je je moreel gedragen tegenover een machine?

Dus, Jumbo probeert loonkosten te besparen door nieuwe technologie te introduceren, en als gevolg hiervan gaaan andere kosten juist omhoog. Nu is er meer diefstal. Is de reactie hierop nu: “Goh, misschien was het toch niet alleen maar goed nieuws, die nieuwe technologie, het levert klaarblijkelijk ook problemen op.”? Nee, de oplossing is: nog meer nieuwe technologie invoeren.

Het plan is om AI te gaan inschakelen dat op basis van camerabeelden het gedrag van de winkelaars analyseert. Winkelaars die zich volgens de AI verdacht gedragen worden dan gecontroleerd tijdens het afrekenen. Wat zal de AI als verdacht gedrag bestempelen? En welke invloed zal hier vanuit gaan richting de winkelaars?

Winkelaars die zich volgens de AI verdacht gedragen worden dan gecontroleerd tijdens het afrekenen. Wat zal de AI als verdacht gedrag bestempelen? En welke invloed zal hier vanuit gaan richting de winkelaars?

Ik had het zojuist al even over YouTubefilmpjes die gereguleerd worden door het algoritme, en hoe daar een bepaalde sturing vanuit gaat – dan heb je het dus over makers van filmpjes die hun gedrag aanpassen aan wat het algoritme hen voorschrijft. Straks zijn wij hier allemaal aan onderhevig, als we door de winkel lopen en de AI ons doen en laten in de gaten houdt. Je wilt niet gecontroleerd worden, toch? Dus, dan kun je je maar beter zo neutraal mogelijk gedragen. Maak vooral geen verdachte bewegingen en koop vooral geen verdachte combinatie van producten, of je wordt eruit gepikt en krijgt een controle over je heen. En waar gaan we dan naartoe?

Maar wat dus ook uit dit voorbeeld naar voren springt is de manier waarop problemen, ontstaan door het invoeren van nieuwe technologieën, worden aangepakt door de invoering van nog weer nieuwe technologieën. En wat als daar op zijn beurt weer nieuwe problemen van komen? Zal dan de oplossing ook weer zijn: nog meer invoering van nog weer nieuwe technologieën?

Hieraan kunnen we niet alleen zien op welke manier het is dat de techniek steeds meer invloed krijgt op ons doen en laten, maar ook dat het invoeren van meer technologie meer en meer een doel op zich begint te worden.

Steeds meer technologie – niet omdat daar een concreet probleem mee wordt opgelost, maar omdat dat het goede in zichzelf vertegenwoordigt.

Het technologische systeem is tot meer geworden dan het hulpmiddel dat het eens was. Het is die rol ontstegen. Het wordt steeds meer iets dat ons in de gaten aan het houden is, iets dat richting geeft aan ons leven.


De rol van creativiteit

Tot zover iets van de ontwikkeling die de technologie doormaakt van stuk gereedschap naar iets dat steeds meer het doen en laten van de mens begint te sturen en controleren. De vraag nu is wat daar dan het gevolg van is. Wat betekent deze emancipatie van het technologische voor ons?

Wat dit alles zeggen wil is dat hoe verder deze emancipatie zich voortzet, hoe kleiner rol wordt die voor de creativiteit van de mens is weggelegd. De kleine keuzes die wij maken in het dagelijks leven – die eigenlijk helemaal niet klein zijn maar van enorm belang – krijgen een steeds minder grote impact, als gevolg van deze emancipatie. Deze keuzes worden steeds meer door de machine voor ons gemaakt, we geven ze steeds meer aan de machine uit handen.

Zoals we niet lang geleden in een enorme bibliotheek stonden, en op eigen kracht maar een keuze moesten zien te maken uit het enorme aanbod, zo zetten we nu YouTube aan, en laten het algoritme ons iets voorschotelen. Die keuze die daar gemaakt wordt is een creatief proces – dat is iets dat we goed tot ons door moeten laten dringen.

Dat we de keuze voor ons laten maken, dat is de manier waarop de mens steeds meer van een actieve naar een passieve staat wordt gebracht. Niet alleen neemt de gemakzucht toe, maar daarmee neemt ook de impact van het totaal aan beslissingen dat wij nemen af.

Die keuze die daar gemaakt wordt is een creatief proces – dat is iets dat we goed tot ons door moeten laten dringen.

Tegelijkertijd echter ontstaat hierdoor een tegenbeweging in ons. Tegelijkertijd wordt als gevolg hiervan de de drang in ons om te creëren, om betekenisvolle keuzes te maken, steeds sterker voelbaar. Er begint in ons een klein vlammetje te flakkeren, dat een verlangen naar scheppen is. Op de momenten dat je dan wel iets neerzet, iets maakt, iets schept, je creativiteit zijn gang laat gaan – dan geeft dat des te meer voldoening, in een wereld als die van ons. Hoe minder creativiteit de ruimte heeft, hoe meer waarde die verkrijgt. Hoe donkerder het duister, hoe helderder het kleine lichtje schijnt.

Dat is een relatie die we hierbij telkens goed in de gaten moeten houden – hoe meer we hier iets aan het verliezen zijn, hoe meer onze creativiteit onder druk komt te staan door het technologische systeem, hoe meer onze behoefte daaraan gaat groeien. Des te minder ruimte, des te meer waarde die behoefte krijgt, als een klein lichtje dat je overdag niet op zou merken, in de diepe duisternis als een heldere vlam verschijnt die ons de weg kan wijzen.


Creativiteit en cultuur

Als we het hebben over de afbraak van de Nederlandse cultuur – iets waar velen zich de laatste tijd zorgen over maken, en ik denk ook een belangrijke reden waarom zovelen op partijen als de PVV en de BBB hebben gestemd – dan zien we dat deze cultuur steeds minder vitaliteit, steeds minder zelfredzaamheid begint te vertonen. De vraag die we ons daarbij moeten stellen is: waarom? Waar wordt dat door veroorzaakt?

Niet als het gevolg van verkeerde beslissingen van politici, dat is het eerste dat we ons daarbij moeten beseffen. Het komt niet door de specifieke keuze voor een bepaald beleid, en we hoeven vanuit de politiek ook geen oplossing te verwachten. Wat we hier zien is het gevolg van de menselijke creativiteit die in de knel komt. De techniek beweegt zich van dienaar naar heerser, emancipeert zich, en neemt onze creatieve kracht daarbij over, usurpeert die kracht.

Nemen die beslissingen af, worden die op de automatische piloot gemaakt, dan neemt ook de Nederlandse cultuur af.

Het is een opmerkelijk verband. Hoe meer de technologie emancipeert – hoe meer mensen als gevolg daarvan uit gemakzucht op de automatische piloot beslissingen nemen – hoe zwakker de Nederlandse cultuur wordt. De Nederlandse cultuur bestaat immers uit niets dan de kleine creatieve beslissingen die wij maken tijdens onze dagelijkse bezigheden. Het collectief aan beslissingen dat wij nemen – al die handelingen die wij als Nederlanders voltrekken bij elkaar genomen – dat is de Nederlandse cultuur. Nemen die beslissingen af, worden die op de automatische piloot gemaakt, dan neemt ook de Nederlandse cultuur af.

Ik denk dat we dit goed moeten inzien: als de technologie groeit, op de manier zoals zojuist beschreven, dan doet het dat ten koste van de Nederlandse cultuur. Als we de Nederlandse cultuur zien afnemen, waar mensen zich dus zorgen over maken, dan moeten we dus zien, ik denk dat het helpt om dit proces te begrijpen, dat dat niet zomaar iets is, maar iets dat een heel concreet doel dient. Het heeft een bedoeling, een betekenis, het is de technologie die invloedrijker aan het worden is.

Op deze manier wordt niet alleen iets van een mogelijk antwoord op dit gebeuren zichtbaar – dat zoals het kleine lichtje dat in het duister beter zichtbaar is juist uit de zorg om dit verloren gaan naar voren treedt – maar krijgen we ook te zien hoe het proces waarin wij beland zijn zich niet zonder duidelijke reden voltrekt.

Wij nemen zo’n complex gebeuren, een maatschappelijk fenomeen – hoe de wereld aan het veranderen is om ons heen en hoe dat bepaalde gevolgen heeft – wij nemen dat en wij maken daar eigenlijk een karakter van.

Dat is belangrijk om in te zien: het is niet dat mensen zomaar wat domme fouten maken dat de Nederlandse cultuur nu afneemt, noch voltrekt zich hier een of ander duister plan dat het daglicht niet verdraagt. Nee, wat hier gebeurt is niet alleen helder zichtbaat, het dient ook een zeer concreet doel, er gebeurt hier iets dat betekenis draagt. Het heeft een zin, een bedoeling, en dat is: de emancipatie van het technologische.

Dat doel, die betekenis, van de technologie die zich aan het uitbreiden is door de macht te grijpen ten koste van de Nederlandse cultuur, dat is iets wat Sid en ik in dit boek tot uitdrukking brengen aan de hand van het karakter van de AI-kolonel. Dit karakter, uit het spel Metal Gear Solid 2, is het door ons gekozen beeld waarin wij de emancipatie van het technologische tot uiting laten komen.

Wij nemen zo’n complex gebeuren, een maatschappelijk fenomeen – hoe de wereld aan het veranderen is om ons heen en hoe dat bepaalde gevolgen heeft – wij nemen dat en wij maken daar eigenlijk een karakter van. Dat helpt om het bespreekbaar te maken, om dit gebeuren aan te kunnen wijzen. Kijk, hier is iets aan de hand, hier is een ophoping van krachten die samenkomen, die iets doen met de wereld, en wij noemen dat: de invloed van de AI-kolonel. Dat uiterst complexe samenspel van krachten dat ik de emancipatie van de techniek noem maken wij bespreekbaar door het samen te vatten in een karakter. Alsof het een persoon is, die dit doet.

Tegenover invloed van de AI-kolonel staat dan een ander karakter, en dat is de Muze. Thalia, noem ik haar. De Muze is de godin van de inspiratie – de inspiratie die nodig is voor creativiteit – zij is wat vecht tegen de AI-kolonel, zij is wat ons kan beschermen tegen een te grote invloed van de AI-kolonel.

En hoe gaat dat in zijn werk?


De Muze in beeld

De Muze staat voor de inspiratie die wij ons laten toevallen om een creatieve impuls te kunnen genereren. Inspiratie komt, traditioneel gesproken, van boven. Op pagina 194 van dit boekje vraag ik daarom:

Hoe kan een mens zich in een wereld van steeds sneller wisselende culturele symbolen blijven richten op het hogere?1

De steeds sneller wisselende culturele symbolen, dat zijn de hypes en de nieuwsfeitjes waarmee de AI-kolonel ons afleidt van dat wat er werkelijk toe doet, ten einde zijn macht te doen groeien. Hoe kunnen we ons te midden van al deze afleidingen blijven richten op de inspiratie die de creativiteit moet voeden die wij nodig hebben voor de keuzes die wij in ons dagelijks leven maken?

Dat betekent dat we zorg moeten dragen voor de mythologische beelden waaruit onze wereld bestaat.

Dat kan, door verantwoordelijkheid te nemen voor het in leven houden van het cultureel erfgoed. Dat betekent dat we zorg moeten dragen voor de mythologische beelden waaruit onze wereld bestaat. De symbolentaal die ons maakt tot wie we zijn, waarvan we tot voor kort nog niet goed wisten dat we die nodig hebben. We hebben het dan over de culturele identiteit waarin ons eigen zelf geboren wordt, die het verschil maakt tussen een volwaardig mens, en iemand die eigenlijk niet veel meer is dan een gebruiker van het systeem.

En dat betekend, heel concreet, dat we elkaar verhalen moeten gaan vertellen. Verhalen waarin onze culturele identiteit tot uiting komt en een plaats krijgt. Het verhaal dat Sid en ik vertellen is het verhaal van de Muze in haar strijd met de AI-kolonel. Maar tegelijkertijd is de Muze ook een symbolische weergave van de creatieve kracht die in het scheppen van verhalen naar voren komt.

De verhalen die wij elkaar vertellen zijn de bouwstenen waaruit ons wereldbeeld is opgebouwd.

We moeten ophouden naar de verhalen van het systeem te luisteren – om in plaats daarvan zelf verhalen te creëren, met respect en ontzag voor de creatieve kracht die daarin tot uiting komt. Want die kracht is niet zomaar iets moois – we zijn het er allemaal over eens dat het mooi is – het is zoveel meer dan dat. Het is het fundament van onze samenleving. En om dat te doen, om dat mogelijk te maken, moeten we een persoonlijke relatie tot de Muze aangaan. We moeten voor haar openstaan – we moeten de openheid creëren waarin de Muze tot ons kan komen.

En hoe doe je dat? Heel concreet: door controle te nemen over de verhalen die wij elkaar vertellen.


Het vertellen van verhalen

Want deze verhalen zijn niet zomaar iets. Ze zijn niet louter tijdverdrijf of ijdel vermaak. De verhalen die wij elkaar vertellen zijn de bouwstenen waaruit ons wereldbeeld is opgebouwd. Voor de mogelijkheid van het voortbestaan van de Nederlandse cultuur zijn ze van het allergrootste belang. Dit is immers waar onze cultuur uit is opgebouwd; onze cultuur bestaat voor een groot deel uit de verhalen die wij elkaar vertellen.

Daarom moeten we oppassen niet te veel met de waan van de dag bezig te zijn, met nieuwsfeitjes en met hypes. Met de steeds sneller wisselende culturele symbolen, met de constante stroom aan afleidingen die het systeem ons voorschotelt om onze aandacht af te leiden van wat er werkelijk toe doet. We moeten ons eigen verhaal gaan vertellen, waarin onze eigen waarden worden gereflecteerd.

Daarom moeten we oppassen niet te veel met de waan van de dag bezig te zijn, met nieuwsfeitjes en met hypes. Met de steeds sneller wisselende culturele symbolen

Als we even een stap terugnemen en kijken naar een wat meer primitievere samenlevingen, en de rol die verhalen daar in spelen, dan zien we twee enorm belangrijke verschillen met onze eigen situatie.

Ten eerste – de verhalen die de leden van primitievere samenlevingen vertellen, die vertellen ze zelf. Ze brengen daarin hun eigen creatieve kracht tot uiting. Waarom zijn er zoveel verschillende versies van sprookjes? Omdat iedereen net zijn eigen versie vertelt, er net zijn eigen draai aan geeft.

Niet bij ons – in onze wereld heeft een verhaal een duidelijke auteur en we volgen zijn lijn van het verhaal – zelfs wanneer het om niet-fictieve gebeurtenissen gaat. (Denk hier aan het klassieke voorbeeld van een schijnbaar eindeloze serie nieuwslezers die allemaal dezelfde zin voorlezen.)

Ten tweede – welke verhalen de rondte gaan is het gevolg van een complexe groepsdynamiek. Wordt er geroddeld over een bepaald onderwerp, domineert een bepaalde gebeurtenis het gesprek, dan komt dat omdat meerdere individuen daar aandacht aan schenken, interesse in vertonen, en het als gevolg van die interesse delen met elkaar.

Niet in onze wereld – hier bepaalde het systeem waar we over spreken, wat het onderwerp is. De ene dag is een virus het onderwerp, de volgende is het een oorlog, en even later is het weer een andere oorlog waar wij over dienen te spreken. Het wordt bepaald, niet door onze interesse, maar door dat leger aan nieuwslezers die allemaal een teleprompter voorlezen. En je kunt in zogenaamde “sociale media” op de deelknop drukken wat je wilt, als het algoritme bepaalt dat een andere boodschap belangrijker is, zal die eerder onder de aandacht van anderen verschijnen – zo wordt het systeem ingericht.

Al die kleine stukjes van onszelf die wij in onze verhalen stoppen, al die kleine stukjes bij elkaar, dat is de Nederlandse cultuur.

Zoals Johan Huizinga zo krachtig beschrijft raakt de mens steeds meer in een passieve rol door door steeds meers verhalen aan te horen, en er steeds minder te vertellen.

In reactie daarop moeten we niet terug willen naar zo’n primitieve samenleving, maar moeten we wel goed kijken wat hier in deze verschuiving aan de hand is, wat het te betekenen heeft dat het actieve element van de mens steeds meer onder druk komt te staan. We moeten goed kijken naar de rol die verhalen in primitievere samenlevingen spelen en zien waarom het nodig is op het afnemen van de rol van menselijke creativiteit te reageren, door weer zelf onze eigen verhalen te gaan vertellen, met een stukje van onszelf daarin, een stukje van onze eigen identiteit.

Op Pagina 198 schrijf ik:

Mensen vertellen die verhalen altijd door met een bepaalde bedoeling. Er schuilt altijd intentionaliteit achter wat we zeggen, we proberen iets te bereiken, en dat betekent dat we een stukje, hoe klein ook, van onze ziel, van ons lot toevoegen aan het verhaal dat we vertellen. We herhalen nooit zomaar wat we gehoord hebben, maar plaatsen dat in een nieuwe configuratie die aansluit op de wereld waarin we wensen te leven.

Daarin wordt het grote verschil duidelijk tussen het consumeren van verhalen die ons door het systeem worden voorgeschoteld, en de verhalen die wij zelf aan elkaar vertellen. Al die kleine stukjes van onszelf die wij in onze verhalen stoppen, al die kleine stukjes bij elkaar, dat is de Nederlandse cultuur.

Zodra we eenmaal zien dat er een gevaar schuilt in de technologie die onze creatieve vermogen usurpeert, dan zien we daarin ook, als direct gevolg van dit inzicht, het antwoord dat daartegenover het meest op de plaats is, namelijk door juist die creativiteit die daarin bedreigd wordt de vrije loop te geven.

Daartoe moeten we onze eigen verhalen gaan vertellen, onze eigen heldenvertellingen en ontstaansmythen. Sprookjes over ridders die tegen draken vechten – zoals mijn naamgenoot Sint Joris – mythen over muzes die tegen AI-kolonels ten strijde trekken, zoals in het verhaal dat wij hier presenteren.

We moeten de illusie voorgoed laten varen dat wij nu in de eeuw van de rede leven en geen mythen meer nodig hebben

Zo, en alleen zo kan de Nederlandse cultuur voor haar ondergang behoedt worden. Door zelf onze eigen mythologische beelden te scheppen, en ook de bestaande mythologische beelden die we hebben – denk aan Sinterklaas – in leven te houden.

We moeten de illusie voorgoed laten varen dat wij nu in de eeuw van de rede leven en geen mythen meer nodig hebben, want als gevolg van die illusie laten we Hollywood, NOS, maar ook YouTube ons een mythologisch wereldbeeld voorschrijven. Het is tijd om verantwoordelijkheid te nemen voor de beeldentaal waarin wij leven, en wel door verhalen te vertellen waarin onze creatieve kracht zijn weerklank kan vinden.

Die creatieve kracht – dat is waar de Muze uit de titel Huis van de Muze naar verwijst: het antwoord op de emancipatie van het technologische, is gelegen in de rol van menselijke de scheppingsdrang die tot uiting komt in de verhalen die wij elkaar vertellen. De Muze staat symbool voor de inspiratie die je nodig hebt om deze verhalen te creëren, en naar je hand te zetten. De Muze is het karakter dat wij neerzetten om die noodzaak symbolisch weer te geven, als onderdeel van een nieuwe beeldentaal, een nieuwe mythologie waarin dit proces zichtbaar wordt.

Daartoe doen wij met dit boekje eigenlijk een kleine eerste aanzet.



Lees verder

Noten

  1. Hier is te horen hoe Sid deze specifieke alinea van mijn bijdrage aan het boek voorleest.