Op dit punt laat ik de lezer graag kennis maken met de Brief aan de liberalen waarin graaf Leo Tolstoi, bekend van de roman Oorlog en Vrede, zijn non-politieke standpunt uiteenzet. De tekst is onder andere van invloed geweest op Gandhi, die het nog aan de Nederlandse vakbondsbestuurder Henri Polak heeft aangeraden om te lezen.
In deze brief beroert Tolstoi het probleem van het kwaad in de maatschappij. Het probleem is dit: hoe kan een mens, geconfronteerd met dat wat hij heeft leren kennen als maatschappelijk kwaad, als dat waarmee hij zich niet kan verenigen en waar hij geen deel uit van wenst te maken, aan dit kwaad verzet bieden? Hoe kan hij die zich moreel voelt aangespoord om tegen dit kwaad in te handelen, aan zulk een handelen vorm geven?
Tolstoi was zoals vele anderen niet tevreden met de overheid van het Rusland van zijn tijd, die bekend stond als een wrede en gewelddadige onderdrukker. Hoe ga je om met een dergelijke onvrede? In wanhoop razend van de daken schreeuwen dat je deze mening bent toegedaan, lijkt niet de juiste oplossing. Zijn landgenoten kozen voor twee alternatieven: Gewelddadig verzet, revolutie aan de ene kant, en de meer vredelievende, liberale variant aan de andere: het langzaam maar zeker beïnvloeden van de wetgevende machten om steeds kleine beetjes meer rechten en invloed te winnen. Middels het beïnvloeden van de letter van de wet trachtten deze liberalen aan een betere wereld bij te dragen. Tolstoi toont in dit werk op illuminerende wijze aan dat beide methoden om verzet te bieden bij nadere beschouwing niet alleen uiterst ineffectief blijken, maar bovendien zelfs schadelijk, en het kwaad waartegen ze worden aangewend juist doen toenemen.
Nee, er is iets heel anders nodig om verzet te bieden tegen euvels van de aard als die Tolstoi ondervindt, en dat is zelfstandigheid. Zelfstandig het goede doen, uit eigen beweging, niet alleen zonder te wachten op goedkeuring en aansporing, maar zelfs wanneer dit nadrukkelijk wordt afgekeurd en afgewezen, is de enige mogelijke weg naar een betere maatschappij, zo leert Tostoi. En daarmee schets hij een prikkelende kritiek op de liberalen van zijn tijd, die naar het mij toeschijnt, een uiterst waardevolle kanttekening bij het liberalisme als zodanig omhelst, bij het liberalisme in de vele vormen waarin het zich voordoet in onze wereld.
Deze kritiek wordt bovendien vanuit een zeer vruchtbaar perspectief tot uiting gebracht. Tolstoi spreekt zich niet uit tegen zijn tegenstanders, nee, hij adviseert zijn medestanders een andere tactiek te gebruiken. Hij bestrijdt de liberalen niet, maar laat ze als vriend een betere weg zien. Dit is niet over de liberalen maar aan de liberalen, van iemand die zich aan hun zijde schaart. Het is een aansporen de liberalen in te zien waar ze in hun poging het goede te doen toch eigenlijk mee bezig zijn, en dat is een inspirerend perspectief.
Tolstoi richt zich in deze brief aan een literatuurcomité dat als doel had goede literatuur onder het volk en onder scholen te verspreiden en bevorderen. Dit literatuurcomité werd in de tijd van schrijven door de overheid ontbonden, omdat het werken zou verspreiden die niet in lijn waren met de wensen van de Russische overheid waar Tolstoi zich in deze brief tegen uitspreekt. Hoewel wij als Nederlanders nauwelijks een voorstelling hebben van dit comité zelf, dat nu lang vervlogen is, zijn wij uiterst bekend met het type burgerlijke mensen waaraan hij zich richt.
Ondanks alle verschillen van de situatie waarin Tolstoi zich bevindt met die van ons, denk ik dat veel van wat hij hier stelt de grenzen van tijd en ruimte overstijgt, en ook voor ons relevant kan zijn. In de plaats van de macht, die Tolstoi als ‘de overheid’ bestempelt, staat in onze tijd iets heel anders, maar de beschrijving van wat deze macht doet met ons, en hoe het dat doet, namelijk door middel van omkoping, is van alle tijden. Dat Tolstoi de principes die horen bij de verleidende werking van macht zo treffend schetst is wat deze tekst zo tijdloos maakt.
De macht houdt wortels voor, en zij die happen naar wortels geven er daarin misschien wel blijk van het spel dat zij spelen te onderschatten. Kun je een kwaad bestrijden door met dat kwaad compromissen te sluiten?
Wat dat betreft is dit, hoewel het een politieke tekst is, ook een psychologische, en met name een ethische tekst. Wat is er nodig voor een mens om sterk te zijn? Tegen welke verleidingen moet hij zich weten te verzetten? – zijn vragen die Tolstoi stelt, en hij blijft daarbij niet steken in een zich ergens voor of tegen uitspreken. Voor of tegen zijn is niet genoeg – je moet dat ook nog eens op de juiste manier doen. Krachtig, en in lijn met het geweten.
Voor deze publicatie heb ik het eerste deel van de brief in het Nederlands omgezet. Dit eerste deel bevat de kern van het betoog, de krachtige boodschap die hij in het hier ontbrekende deel nog verder uitwerkt en van voorbeelden voorziet. Wie de gehele tekst wil lezen verwijs ik door naar de Engelse vertaling van Bergman Publishers, New York die ik ook voor deze vertaling heb gebruikt.
Lees hier: Brief aan de liberalen