Het binnenkort verschijnende boek Huis van de Muze, geschreven door Sid Lukkassen en mijzelf, gaat over rol die mythen spelen in ons leven. Het gaat over nietsontziende kracht van cultuur, over de geloofsstructuren die sluimerend op de achtergrond ons leven maken tot wat het is.
Om iets van die kracht te laten zien, om een klein tipje van de sluier op te lichten van waar het in deze mythologische beeldvorming om te doen is, kunnen we kijken naar de strijd die momenteel wordt gevoerd in Oekraïne. We zien namelijk dat deze strijd op meerdere niveaus wordt gestreden. Enerzijds is daar de strijd in de conventionele betekenis van het woord, de tanks en de raketwerpers en het bloed van de stervende jonge mannen. Anderzijds wordt daar de werkelijkere, grotere strijd zichtbaar, de cultuurstrijd, die gaat over waar mensen zich bij thuis voelen.
Veel belangrijker dan het vechten, veel belangrijker dan wie op dit moment directe controle uitoefent over een stukje grond, is de strijd die wordt gestreden om de harten van de bevolking. Met welke kant van het conflict identificeert de bevolking van Oekraïne zich? Zijn ze Russisch- of westersgezind? Hoe zien zij een toekomst voor zich? Waar geloven zij in, aan welk toekomstbeeld kunnen zij vertrouwen schenken?
Daarin speelt taal een uiterst belangrijke rol. Russisch sprekende Oekraïners zullen vanzelfsprekend gemakkelijker geneigd zijn Russische bronnen te raadplegen en dus een Russische kijk op het conflict te ontwikkelen. Russisch sprekende Oekraïners zullen ook eerder geneigd zijn zich door Kiev bedreigd te voelen, als die verordeningen invoert die in lijn staan met het zuiveren van Oekraïne van Russische cultuur. Zo zien we hoe de taal die je spreekt van invloed is op je wereldbeeld, op de manier waarop individuele gebeurtenissen geduid worden en een plaats krijgen in het grotere geheel.
Die strijd, de culturele strijd, die met name een kwestie is van welke taal je spreekt, wordt al vele jaren langer gevoerd in Oekraïne, en hij vormt het hart van het conflict waar wij nu in onze nieuwsbronnen over horen. De Oekraïense regering verbiedt bijvoorbeeld Russische boeken, hernoemt Russische straatnamen, om zo de invloed van het Russisch, en de de culturele invloed die daarmee gepaard gaat, in te perken. Mensenrechtenorganisaties klaagden hier in 2018 bijvoorbeeld over, en sinds de inval is het toegenomen. Dat is, nogmaals, de grotere, werkelijkere strijd waar het hier om te doen is.
En dat werkt natuurlijk beide kanten op. In de Sovjettijd werd juist het Russisch gepromoot in Oekraïne, en het Oekraïens benadeeld. In het onafhankelijk verklaren van Donetsk en Luhansk zien we waar dat goed voor kan zijn: Rusland gebruikt als reden voor het binnenvallen van Oekraïne en het steunen van rebellen, het beschermen van de etnisch Russische burgers. Via die weg worden militaire operaties – d.w.z. het doden van burgers – aan de wereld voorgesteld als ‘beschermen’ en ‘opkomen voor’.
Wanneer eenmaal een bevolking naar een bepaalde cultuur is overgeschakeld, dan volgt de politieke overheersing vanzelf – dat is de grote les die we uit dit soort gebeurtenissen kunnen trekken. Een militair ingrijpen is dan alleen maar de kers op de taart van een grotere verschuiving, een grotere verandering die cultureel – en, met name, talig – van aard is. Als andersom een militaire overwinning plaatsvindt in een gebied waar geen culturele overmacht is, dan is dat het eerste dat moet gebeuren om deze nieuwe verworven macht te stabiliseren: de bevolking dient dan beïnvloed te worden, bijvoorbeeld middels propaganda.
Het gaat over de taal die je spreekt, maar het gaat ook over de namen die je aan dingen geeft. Zo zeggen wij tegenwoordig Oekraïne in plaats van de Oekraïne, zoals het gebied van oudsher heet. Daarin zit een stukje erkenning van de status van Oekraïne als zelfstandig land. Aan de andere kant gebruiken wij Kiev, de Russische naam, terwijl Oekraïne ons vraagt daar mee op te houden en het Kyiv te noemen – en sommigen hebben inderdaad die overstap gemaakt. Zo zie je dat dit soort keuzes verre van onschuldig zijn maar altijd een vorm van een politieke kleur bekennen in zich dragen. En zo is het met alles wat wij doen – van de kunst die wij consumeren, de onderwerpen die wij bespreken en verzwijgen – tot aan de gedachten die we in onze geest toelaten aan toe.
We zien dat er achter de conflicten waar men doorgaans over spreekt grotere, betekenisrijkere conflicten schuilgaan. Dat grotere en belangrijkere toneel is de cultuurstrijd, het is de strijd waarin de beeldvorming tot stand komt op basis waarvan wij over directere zaken ons oordeel vormen.
Dat is waar Huis van de Muze over gaat – niet over oorlog, maar over de kracht van de culturele uitingen die veel belangrijker zijn dan oorlog. We vragen ons af wat het te betekenen heeft dat de AI daar nu in mee aan het bepalen is, bijvoorbeeld via de weg van YouTube-algoritmen. We vragen ons af welke houding de mens zich heeft aan te nemen in het aangezicht van het steeds minder belangrijk worden, steeds meer buitenspel komen te staan van diens creatieve vermogens, en wat dit in de laatste analyse te betekenen zou kunnen hebben.
Want ook in onze eigen wereld, ook ons in ons persoonlijke leven, wordt deze strijd gestreden.