James Bond als de ultieme nobody


James Bond vormt als karakter de blauwdruk voor veel filmhelden na hem. De eigenschappen die hij vertoont zien we terug in de vele hoofdpersonen die in zijn voetsporen treden, in de hoop iets van zijn succes te reconstrueren.

Een van de meest kenmerkende en doorslaggevende van deze eigenschappen is zijn gebrek aan eigenschappen. James Bond wordt gekenmerkt door een gebrek aan kenmerken. De kern van dit karakter, de sleutel tot zijn grote succes, is zijn leegheid, zijn nietszeggendheid. James Bond is vrij letterlijk een dubbele nul.

Waarom is dat zo belangrijk? Omdat de kijker zich daardoor gemakkelijker met hem kan identificeren. Dat is hoe films werken – een zeer algemeen en neutraal karakter helpt om het voor zo veel mogelijk mensen zo gemakkelijk mogelijk te maken zich in de hoofdpersoon te verplaatsen. Om met hem mee te voelen. Hoe minder opvallende eigenschappen de hoofdpersoon heeft – hoe minder duidelijk het is wie of wat hij eigenlijk is, waar hij vandaan komt en wat zijn doelen zijn, hoe gemakkelijker het is voor de kijker om zich in te beelden dat hij het is, die de gebeurtenissen meemaakt die het karakter meemaakt – hoe gemakkelijker hij op kan gaan in de fascinerende illusies die het witte doek ons te bieden heeft.

En James Bond doet dit op een sublieme wijze. Hij tilt het principe van een lege huls als hoofdpersoon waar de kijker zijn eigen invulling aan kan geven tot een nieuw niveau. Hij is een geheimzinnige spion, en kan daarom iedereen zijn. En iedereen hem. De jongensdroom die in ons huist wordt in zijn avonturen tot leven gebracht, en omdat we nauwelijks weten wie James Bond is – hij is nauwelijks iemand – kunnen wij als kijker doen alsof wij het zijn die deze droom beleven.

James Bond is de ultieme nobody. Je ziet het aan ook zijn naam: Bond. Niet voor niets komen de letters van deze naam allemaal voor in het woord nobody, waardoor het op een paar letters na een anagram vormt: nobody.


What’s in a name?

James Bond is het schoolvoorbeeld van het lege karakter waar de kijker zich gemakkelijk in kan verplaatsen. En zo is hij ook ontworpen.

Ian Flemming – de schrijver van de boeken die aan deze films ten grondslag liggen – heeft uitgelegd dat hij Bond expres zo min mogelijk karakteristieken gaf, zodat de lezer de boeken kan lezen alsof hij het is, die de actie verricht. Ook in de keuze voor de naam van Bond wordt deze kaalheid gereflecteerd. Flemming:

I wanted the simplest, dullest, plainest-sounding name I could find, ‘James Bond’ was much better than something more interesting, like ‘Peregrine Carruthers’. Exotic things would happen to and around him, but he would be a neutral figure – an anonymous, blunt instrument wielded by a government department.

Door James een grote dubbele nul te maken, een anoniem wapen zonder eigen persoonlijkheid, gaat de aandacht naar de actie, naar de dingen die om hem heen gebeuren. Het gaat niet om Bond – het gaat om wat er gebeurt. Bond is saai, de gebeurtenissen zijn spannend en exotisch.

Dit is de les die Flemming andere schrijvers en filmmakers heeft meegegeven, en dit is een verhouding die daarom ook veel zegt over films in het algemeen. Omdat films zoveel mogelijk mensen moeten aanspreken (ze kosten nu eenmaal veel geld en moeten daarom een grote doelgroep bereiken) is het zaak om het publiek zoveel mogelijk lege ruimte voor te schotelen die het naar eigen wens in kan vullen. James Bond is die lege ruimte.

Om iets te zien van de invloed die Bond heeft gehad op het filmlandschap kunnen we kijken naar enkele van zijn grote opvolgers.


De nietswetende hoofdpersoon

Deze techniek van het betrekken van de kijker door hem te laten inleven in de hoofdpersoon wordt mooi geïllustreerd door Jason Bourne in The Bourne Identity.

Jason Bourne – in allerlei aspecten een kopie van Bond, tot aan de naam aan toe: Ja… Bo… – is niet alleen een voorbeeld van de invloed van Bond als karakter, maar tevens een illustratie van het principe van de hoofdpersoon als lege huls waar de kijker gemakkelijk in kan stappen. Het karakter lijdt aan geheugenverlies: niet alleen de kijker, maar ook het karakter zelf weet niet wie hij is. Hierdoor wordt het hier besproken principe nog sterker uitvergroot. Bourne heeft voor het overige de eigenschappen die Bond al heeft, ook hij is een geheim agent, een anoniem wapen zonder duidelijke achtergrond, ook hem ontbreekt hem aan een plaats in de wereld, maar daar komt nog eens bij dat hij tevens aan geheugenverlies lijdt. Hierdoor is het nóg makkelijk voor de kijker om in de film op te gaan, om zichzelf tot de illusie te laten verleiden dat hij het is, die de gebeurtenissen meemaakt die in de film worden vertoond. Als de hoofdpersoon iets ontdekt, dat is dat zijn ontdekking. Raakt de hoofdpersoon ergens verbaasd over, dan is dat zijn verbazing, en zo worden de gebeurtenissen bijna vanuit een eerstepersoonsperspectief getoond.

Een iets zwakkere versie van dit principe zien we in Jon Snow – ook een expres zo saai mogelijk klinkende, zo min mogelijke zeggende naam – ook een karakter met een onduidelijke achtergrond dat op geheime missie wordt gestuurd, waarbij zijn identiteit onbekend blijft. “You know nothing, Jon Snow.” – wordt hem verteld. En dat heeft als functie dat de uitleg hoe het er aan toe gaat in de wereld waarin we terecht komen tegelijkertijd aan hem als aan de kijker gegeven kan worden. Niet alleen is dit een fijne manier van expositie, een aangename manier om informatie over de wereld waarin het verhaal zich afspeelt te weten te komen, het helpt bovendien om de kijker bij het verhaal te betrekken, met het karakter mee te laten leven en zich in het karakter te doen verplaatsen.

Zo zien we hoe de onwetendheid van de hoofdpersoon een devies kan zijn om een verhaal naar behoren te doen werken – het is het principe van een lege en naar wens invulbare hoofdpersoon uitvergroot en extra dik aangebracht. En dat in groot contrast met de slechteriken, voor wie het tegenovergestelde het geval is, en wiens eigenaardige persoonlijkheden daardoor nog duidelijker naar voren komen.


De slechteriken veel interessanter

Deze leegheid van de hoofdpersoon – onderdeel van de nieuwe blauwdruk – heeft als interessant gevolg dat de slechteriken in moderne verhalen vaak interessanter zijn dan de hoofdpersonen. Ze hebben een tragisch achtergrondverhaal en allerlei persoonlijke kenmerken, terwijl de helden juist zo algemeen mogelijk zijn, zo min mogelijk kenmerken bezitten, zodat die zoveel mogelijk door de kijker ingevuld kunnen worden. Dit contrast zien we in de Bond-films sterk benadrukt: iedere bad guy is een verhaal op zich – terwijl Bond steeds een vraagteken blijft. Als er een nieuwe Bond-film uitkomt is dat dan ook vaak wat we ons afvragen: wie is de slechterik en wat wil hij?

Je ziet ook duidelijk terug in een film als Avengers: Infinity War. Het team van hoofdpersonen bestaat uit allemaal plastic poppetjes uit min of meer dezelfde mal gegoten, terwijl de slechterik, Thanos, een tragisch figuur is met een werkelijke missie, iets om voor te vechten. Hij is dan de slechterik, maar hij staat wel ergens voor. De hoofdpersonen zijn open, Thanos is ingevuld.

Hier spreekt iets van de reden waarom in veel verhalen de slechteriken zoveel boeiender zijn dan de held. Het viel me als kind al op, ik weet nog goed dat ik het hier met een jeugdvriend over eens was – we waren een jaar of 8 – de hoofdpersonen van veel actiefilms zijn maar saai, het zijn vaak van die goody two-shoes die nooit iets verkeerd kunnen doen, terwijl de slechteriken een uniek en interessant verhaal vertellen.

Jaime Lannister is daar het perfecte voorbeeld van. Een slechterik die, omdat hij zo lekker slecht is en niet door morele regels en de noodzaak zo veel mogelijk mensen aan te spreken gebonden wordt, veel interessantere dingen kan doen, veel interessantere zaken kan vertegenwoordigen. De hoofdpersonen kunnen dat niet doen, want dan identificeert de grote brave meerderheid zich niet meer met hen. Het grote contrast met de meeste slechteriken dat Jaime Lannister dan weer vormt, en wat hem nóg beter maakt dan zijn rivalen, is dat in tegenstelling tot anderen hij ook daadwerkelijk uit mag groeien tot een hoofdpersoon.

Nu we hebben gezien waarom het nodig is dat de hoofdpersonen, de goederiken, altijd zoveel saaier zijn dan de slechteriken, welk doel daarmee gediend wordt, zien we ook hoe Simone Weil tot de volgende opvatting kan komen, waarom het zo is wat zij hier stelt:

Denkbeeldig kwaad is romantisch en gevarieerd; werkelijk kwaad is somber, eentonig, steriel, saai. Denkbeeldig goed is saai; werkelijk goed is altijd nieuw, betoverend, vervoerend.

Waarom dat zo is – waarom denkbeeldig kwaad altijd zoveel interessanter dan denkbeeldig goed – dat zien we aan James Bond.




Lees verder