Ailein Duinn is een lied in het Schots-Gaelisch, een taal die wordt gesproken door een Keltische stam in de Schotse Hooglanden.
Het is een klaagzang over een man die door schipbreuk verloren ging. Tegelijkertijd klinkt het voor mij – treurig en Gaelisch als het klinkt – ook een beetje als heimwee naar de verloren gegane Schots-Gaelische cultuur.
In de zogenaamde Ontruiming van de Hooglanden, die volgde na de mislukte Jacobitische Rebellie in 1745, werden tienduizenden Hooglanders ontruimd om vervangen te worden door een veel kleiner aantal Engelsen. Dit betekende het einde voor veel van het gemeenschapsleven in deze taal. Nu zijn er nauwelijks 10.000 sprekers van het Schots-Gaelisch over.
In een nog veel bredere zin doet deze treurzang om het verlorene ook denken aan gevoelens van heimwee naar de Kelten als zodanig, de eens zo grote Keltische volkeren die nu aan het uitsterven zijn. Deze sprookjesachtige cultuur, met haar druïden en heilige eiken en wantrouwen jegens het geschreven woord, die in haar hoogtijdagen ook in Nederland aanwezig was, waar bijvoorbeeld ons eigen woord erven een nalatenschap van is. In ieder geval wat dit uit het Keltisch ontleende woord betreft zijn ook wij erfgenamen van de eens zo machtige Kelten.
Laat ons, bij het horen van dit lied, stilstaan bij het op- en ondergaan van culturen, een lot dat ook ons beschoren is.