In het voorgaande kwam de noodzaak naar voren van het vertellen van eigen verhalen. Van het niet alleen luisteren, maar ook bijdragen. Niet enkel commentaar geven, maar je eigen versie van het verhaal neerzetten, je eigen draai geven aan het narratief waarbinnen ons leven zijn plaats krijgt.
In Huis van de Muze wordt het hervertellen van verhalen dat mensen doen vergeleken met tekstproducerende algoritmen die enkel kunnen herhalen wat hen is gevoed. Zoals de machine herhaalt ook de mens wat hem aan verhalen en liederen wordt voorgehouden. Maar anders dan de machine geeft de mens altijd een hoogst eigen creatieve draai aan dat hervertellen:
…wat betekent dat ze een stukje, hoe klein ook, van hun ziel, van hun lot toevoegen aan het verhaal dat ze vertellen. We herhalen nooit zomaar wat we gehoord hebben, maar plaatsen dat in een nieuwe configuratie die aansluit bij de wereld waarin we wensen te leven.
De wereld waarin we wensen te leven: die wereld klinkt door in ons particuliere doorgeven van de kleine stukjes informatie die tot ons komen. Dat maakt het hervertellen dat wij doen tot meer dan slechts kopiëren, meer dan slechts een napraten van wat we gehoord hebben. Het is een actief scheppen van de toekomst die voor ons ligt.
De waardering van de noodzaak van gebruik van de eigen stem, die hieruit naar voren treedt, wordt krachtig en iconisch uitgedrukt in het lied Hilversum 3 van Herman van Veen, die ook Alfred Jodocus Kwak en het daarbij horende Zo vrolijk op zijn naam heeft staan.
Hilversum III bestond nog niet
Maar ieder had zijn eigen stem
Juist omdat er nog geen radio was die het zingen voor ons deed, had iedereen zijn eigen stem. Dat is waar Herman van Veen ons aan wil herinneren, en dat is ook precies waar Johan Huizinga het over heeft:
In oudere en engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn vermaak: in zang, dans, spel en atletiek. Men zingt, danst, speelt samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgrote deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen.
We laten voor ons zingen – en wel door een machine. En hoe ironisch is het dat deze boodschap van Herman van Veen tot ons komt via een machine. Hoe, wanneer we hem horen, juist datgene plaatsvindt wat hij zelf beschrijft, in de aanwezigheid van de mechanische stem die de onze is komen te rivaliseren en overschaduwen.
En toch klinkt daarin iets door van die wezenlijke boodschap van de waarde van de eigen stem. Merk op het contrast dat hij aanbrengt tussen mechanische krachten en de menselijke stem, die zelfs in fabrieken en: tussen het geratel van machines door, te horen was.
De eigen stem, die ook ook de stem is waar het in het stemmen in de democratie om te doen is, die wordt door Herman van Veen in dit lied op treffende wijze bejubeld.
Luister naar en lees mee met, Hilversum III.
Vroeger werd gezongen en gefloten in de straat
Had de slagersjongen nog een opera paraat
De metselaar kon zingend op de steiger staan
De melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aanHilversum III bestond nog niet
Maar ieder had zijn eigen stem
Op elke steiger klonk een lied
Van Paljas of JeruzalemAlle venters hadden eigen aria’s
Voor sprot en haring voor begonia’s
Zelf in fabrieken klonk van overal
Toch weer een liedje door de grote halHilversum III bestond nog niet
Maar ieder had zijn eigen stem
Op elke steiger klonk een lied
Van Paljas of JeruzalemTussen `t geratel van machines door
Klonk in de confectie een mooi meisjeskoor
Dromend van de prins van weet ik veel
Die je zou ontvoeren naar zijn luchtkasteelHilversum III bestond nog niet
Maar ieder had zijn eigen stem
Op elke steiger klonk een lied
Van Paljas of JeruzalemHilversum III bestond nog niet
Maar ieder had zijn eigen stem
Op elke steiger klonk een lied
Van Paljas of Jeruzalem