Brahman zonder meid


‘K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik doe in huis het een’ge, dat ik kan:
‘K gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;
Maar ‘k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.

Zíj zegt, dat dat geen werk is voor een man.
En ‘k voel me hulploos en vol zelfverwijt,
Als zij mijn lang verwende onpraktischheid
Verwent met wat ze toverde in de pan.

En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt
Tot feeërie van wereld, kunst en weten:

Als zij me geeft mijn bordje havermout,
En ‘k zie, haar vingertoppen zijn gespleten,

Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.


Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.


Over Adwaita, dichter van de eenheid

Adwaita, wat zoiets als ‘tweeheidsloze’ betekent, is de naam waaronder Johan Andreas dèr Mouw zijn gedichten publiceerde. Hier enkele opmerkingen die op het web te vinden zijn, ten eerste over het hier getoonde werk, en vervolgen over zijn filosofie in het algemeen. Zoals uit de eerste en laatste regel van dit gedicht sterk naar voren komt legt Adwaita veel nadruk op het gevoel waarbij er een ontmoeting plaats lijkt te vinden tussen het hoogste en het laagste, tussen het diepst verborgene en het meest alledaagse.


Johan Andreas dèr Mouw op De KB (op deze pagina zijn tevens meer verwijzingen te vinden):

”K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid’. Deze typerende regel toont dat je je nog zo kunt verdiepen in de filosofie en ‘Brahman’ kunt zijn, maar dat het dagelijks leven gewoon doorgaat, met alle kleine ongemakken van dien. Dèr Mouw was denker en theoreticus maar bleef desondanks met beide benen op de grond staan. Zo beschreef hij de Indische filosofie als ‘vaak heel wonderlijk getheologizeer, gemythologizeer, geëtymologizeer, dat soms verdacht lijkt op gekolder’. Desondanks schreef hij ook: ‘Nu weet ‘k weer, wat ik altijd wist:Ja, ja, ja, ja: Ik ben het wereld-Zelf’.


Uit: De Nederlandse en Vlaamse auteurs via DBNL:

Dèr Mouw – hij verrijkte zijn naam met een accent – streefde naar een algemeen verstaanbare taal, vrij van het specialistenjargon van de vakfilosofen, zuiver en zakelijk en toch juist daardoor voor wijsgerige studies hoogst individueel. Ofschoon als denker verwant met de Groningse wijsgeer Heymans en diens psychisch monisme, oordeelde hij dat ook deze te lichtvaardig de grens tussen absolute zekerheid en relatieve waarschijnlijkheid overschreed; in kennis-theoretisch opzicht stond immers niets vast dan de eigen onmiddellijke geestesinhoud alleen; al het andere, waaronder geheel de waargenomen wereld en zelfs de eigen lichamelijkheid, was in strikte zin slechts een afgeleid gegeven, en daarom in principe onzeker.


Het Literaire Pleidooi over Adwaita, via deBuren:

Telkens gaat het er om te laten zien dat alle tweedelingen en contrasten in de werkelijkheid slechts schijn zijn; de tweeheid moet immers overwonnen worden; dus vreugde en verdriet, grootheid en kleinheid, dat wat in ons is (de ‘ziel’) en de buitenwereld – alle tegenstellingen zijn het gevolg van onze beperkte blik. Hetzelfde geldt voor verleden en toekomst; telkens wijst deze poëzie ons er in magnifieke beelden op dat ook die tegenstelling in de tijd eigenlijk samenvalt in het nu. Vanzelf ervaar je dit werk dan ook als klassiek én modern tegelijk.


Lees verder


Noten

Bron: DBNL